(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering I)
HET EERSTEMEMO I - Het Witte Paard (Zaandam) 4-6 22-9-1984
De eerste wedstrijd van dit seizoen maakte duidelijk waar het om gaat: Memo zal dit jaar een nog hardere strijd dan verleden jaar moeten leveren om uit de degradatiezone te blijven.
Wonnen we verleden jaar nog met 6-4 van Het Witte Paard, ditmaal verloren we met dezelfde cijfers. Dat zal tegen het eind wel weer enig gebalanceer op de rand van de afgrond te zien geven.
Wat verleden jaar kon, moet nu ook lukken. Onze spelers moeten zich nog een beetje warm draaien.
1. e4 e5 2. Pf3 d6 3. d4 Pf6 4. Lc4 Pxe4 5. dxe5 c6 6. Pbd2 Pxd2 7. Lxd2 d5 8. Ld3 Le7 9. Het tweede winstpunt was voor Roemersma. Met wit speelde hij een Franse Tarrasch-variant tegen M.Landtman. Lange tijd werd hier geduldig heen en weer geschoven. Omstreeks de 30e zet leek het heel even of zwart het initiatief had en er een taktische rimpeling over de onbewogen binnenwateren voer. Zwart liet een zijn pionnenstelling verzwakkende loperruil toe en toen Aat ook de enige open lijn bleek te bezitten, was het opeens uit. Deze stelling stond na de dertiende zet van wit op het bord in de partijen J.Roebers-R.Bödicker en H.W.Capel-S.Roebers. Dat was niet onopgemerkt voorbijgegaan. In grote getale dromden spelers en publiek van het ene bord naar het andere. Daar raakte J.Roebers knap opgewonden van. In overleg met zijn teamleider Dekker eiste hij dat de partij Capel-S.Roebers in een andere zaal voortgezet zou worden. Zijn argument hiervoor was dat men tijdens de partij niet in een theorieboek mag kijken en dus ook niet op een belendend bord. Op deze manier zou hij tegen zijn broer spelen. De wedstrijdleider vroeg mij of een dergelijk zaaltje eventueel beschikbaar was. Dat ging mij wel wat ver. In de eerste plaats is van plagiaat geen sprake, de stelling is nog steeds theorie. In de tweede plaats, zou van plagiaat sprake zijn, dan is voor- dan wel nadeel daarvan gelijkelijk over de teams verdeeld, omdat ook S.Roebers dezelfde zetten speelt als Rob. In de derde plaats, er is geen regel die dit zou verbieden. Wel is er het bekende precedent Göteborg 1955, waar Keres en Spassky het aanvalsplan van Geller navolgden tegen de gezamenlijke voorbereiding van de Argentijnen. Hierop opponeerde Dekker door te stellen dat dat een geheel andere zaak was, omdat de kleurverdeling daar anders lag, en de Russen a.h.w. bij een teamgenoot spiekten. (Göteborg was geen teamwedstrijd). Volgens díe logica zou men dus ook in een theorieboek mogen kijken mits het door een teamgenoot geschreven is. Zo speelde de teamleider dus ook nog een klein partijtje. De zaak werd in der minne geschikt toen alle betrokken spelers bereid bleken te voldoen aan een verzoek (dus geen verbod) van de wedstrijdleider, om op hun eigen helft van de zaal te blijven. Hoe ging het verder? Vanuit de DIAGRAMstelling speelde Rob:
13... a6 14. Tb1 Pf5 15. g4 van dit zetje had Roebers zich veel voorgesteld, het wordt door Rob met een vrolijk stukoffer weerlegd
15... Txg4 16. Lh3 Pxe5!! 17. fxe5 Dxe5+ 18. Kf2 Tc4 19. Pe2 Pd6 20. Tg1 Hoe verging het Capel? "Volgens mij kent hij het niet", zei hij in de opening over zijn tegenstander, die lang nadacht, daarmee de indruk versterkend dat hij de steun van J.Roebers echt niet nodig had. Wel bracht hij hetzelfde pionoffer, en ditmaal was het correct. Alleen kon hij daarna niet het juiste plan vinden, en werd verrast door een kwaliteitsoffer dat zwart goede kansen gaf, waarna hij zich nog maar zwak verdedigde. Zijn tegenstander speelde vanuit het DIAGRAM:
13... Pf5 14. Tb1 Pa5 15. g4 Txg4 16. Lh3 Tg6 17. Pb5? Het begin van een verkeerde manoeuvre. M.i. moet wit slaan op f5 en daarna niet zozeer zoeken naar een aanvalsplan, maar het oog richten op een afwikkeling naar een eindspel, hij staat positioneel erg sterk
17... Dc6 18. Lxf5 exf5 19. Pd6+? Txd6! 20. exd6
Pieter had zijn nieuwe liefde, het Colle-systeem, wel wat erg rustig behandeld, al heeft deze dame van zichzelf al geen heftig karakter. Pieter heeft het erg druk, dus het is te begrijpen dat hij orde en rust om zich heen wil hebben. Zwart heeft e6-e5 voorbereid, maar ook daarna staat wit nog niet heel slecht. Opeens klinkt een hartstochtelijke kreet op de damevleugel: 20. e4 Pxd4 21. Txd4 Dxf4 22. Tb4 Dc7 23. Db3 b5 24. Lg3 Vermoedelijk heeft Pieter bij de vooruitberekening overzien dat na 24. cxb6 axb6 25. Lxb6 Pxb6 26. Txb6 zwart met 26... Ld4+ de toren ophaalt 24... Dd8 25. Dc2 a5 26. Tb3 a4 27. Td3 a3 28. Tb1 axb2 29. a3 en deze partij was uiteraard niet meer te houden 0-1 [Nijenhuis] Na de tijdcontrole was de stand 5-3 voor het Witte Paard, dwz. we moesten beide partijen winnen om nog kans op gelijk spel te houden. Daar was nog een kleine kans op. Invaller Smorenberg was niet zachtzinnig omgesprongen met zijn Spaans porcelein in de partij A.Toby-D.Smorenberg. Hij ondernam een nogal wilde koningsaanval. Wit trok zich daarvan weinig aan en Smoor werd op de damevleugel moeiteloos opgerold. In tijdnood verblunderde wit een kwaliteit en toen werd het nog een partij. Zwart had gevaarlijke matdreigingen maar toch niet gevaarlijk genoeg. In de slotstelling had Smoor nog winstkansen maar toen was dat niet meer nodig vanwege de gebeurtenissen an bord 1. Remise dus. C.v.Dongen-G.J.Ballon Een onopmerkelijke opening, een weinigzeggend middenspel, een onduidelijk eindspel, voor Günther begint de partij om vijf uur, want dan is duidelijk dat hij moet winnen. Ijzer met handen breken, zijn tegenstander speelt eveneens op winst. Het lijkt te lukken omdat het móet lukken. Nee, het zit er toch echt niet in. De tegenstander doet nog een zet en biedt remise aan. DIAGRAM. "Je kunt nu eenmaal niet het onmogelijke willen" denkt Günther, en steekt zijn hand uit. Remise. 58...Kf3. Onpareerbaar mat. Vergeet het Günther. Kennelijk kan MEMO het onmogelijke. MEMO I - Het Witte Paard (Zaandam) 4-6 22-9-1984
Naar de omslagpagina (Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering II, december 1984)
HET EERSTEGroningen I - MEMO I 7˝-2˝ 15-12-1984
As. Smeulende sintels. Een laatste sliertje rook. Groningen I - MEMO I 7˝-2˝
(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering II, december 1984
Magdalen Mental MercyseatIn de laatste paar nummers van MEMO kwam ik een aantal keren de term 'autistisch' tegen. In het vorige nummer beweerde Christophe tot mijn verbazing dat die term van mij zou zijn. Dat slaat nergens op. Van Tuyl heeft dat woord gebruikt i.v.m. een psychologische beschouwing over blunders in het laatste nummer van de jaargang 83/84. Omdat die term in de lucht hing heb ik hem even 'geleend' om de reactie van zwart in de Traxler aan te duiden. Er verschijnt een vernietigend paard op f7, en die aanval wordt niet afgeweerd, er wordt ook in het geheel niet op gereageerd. Zwart laat de dame rustig op d8 en de toren op h8 staan. Hij gaat alleen bij wit op f2 precies hetzelfde proberen te doen. Komisch vind ik dat. Toen ik dit aan Christophe vertelde schoot mij een episode uit één van de lievelingsboeken uit mijn jeugd tebinnen, nl. uit "Murphy" van Samuel Beckett. Tegen het eind van het boek is Murphy, zelf een allesbehalve ongestoorde persoonloijkheid, verpleger in een zenuwinrichting genaamd de Magdalen Mental Mercyseat. Tijdens zijn nachtelijke rondes speelt hij een dramatische schaakpartij met de autistische patiënt Mr. Endon. Deze Mr.Endon vertoont door zijn ziektebeeld een opvallend gemis aan de conflicten met de wereld om hem heen, waar Murphy zelf aan lijdt. Murphy herkent in hem een ideaal, en probeert via de schaakpartij met hem in contact te komen. Dit nu leidt tot een dramatische mislukking. Ik geef deze partij hier als curiositeit.
Mr.Endon speelde altijd met zwart. Als men hem de witte stukken voorzette, geraakte hij, zonder het geringste teken, in een lichte verdoving 1. e4 de oorzaak van alle volgende moeilijkheden van wit 1... Ph6 2. Ph3 Tg8 3. Tg1 Pc6 4. Pc3 Pe5 5. Pd5 slecht, al is er blijkbaar niets beters 5... Th8 6. Th1 Pc6 7. Pc3 Pg8 8. Pb1 Pb8 Een vernuftige en mooie opening, soms Aanloop genoemd 9. Pg1 e6 10. g3 beoordelingsfout 10... Pe7 11. Pe2 Pg6 12. g4 Le7 13. Pg3 d6 14. Le2 Dd7 15. d3 Kd8 Nooit gezien in Cafe de la Regence, zelden in Simpson's Divan 16. Dd2 De8 17. Kd1 Pd7 18. Pc3 de noodvlag 18... Tb8 19. Tb1 Pb6 20. Pa4 Ld7 21. b3 Tg8 22. Tg1 Kc8 voortreffelijk gespeeld 23. Lb2 Df8 24. Kc1 Le8 25. Lc3 Het is moeilijk zich een jammerlijker toestand voor te stellen dan die van de arme Wit op ditogenblik 25... Ph8 26. b4 Ld8 27. Dh6 De vindingrijkheid der vertwijfeling 27... Pa8 Zwart heeft nu een onweerstaanbaar spel 28. Df6 Pg6 29. Le5 Le7 30. Pc5 Wit verdient grote lof voor de hardnekkigheid waarmee hij vecht om een stuk te verliezen 30... Kd8 Op dit moment zet Mr.Endon, zelfs zonder "'j'adoube" te zeggen, zijn Koning en zijn Dametoren ondersteboven, een positie waarin ze voor de rest van de partij zullen blijven staan 31. Ph1 een wat late 'coup de repos' 31... Ld7 32. Kb2!! Th8 33. Kb3 Lc8 34. Ka4 De8+ Daar Mr.Endon geen "Schaak!" riep, noch op enigerlei andere manier ook maar enige aanwijzing gaf dat hij bewust de Koning aanviel van zijn tegenstander, of liever vis-ae-vis, behoefde Murphy, volgens regel 18, zich er niet om te bekommeren. Maar hiermee zou worden toegegeven dat de redding toevallig was. 35. Ka5 Pb6 36. Lf4 Pd7 37. Dc3 Ta8 38. Pa6 De zielenood die Wit verleidde tot dit valse offensief is met geen pen te beschrijven 38... Lf8 39. Kb5 Pe7 40. Ka5 Pb8 41. Dc6 Pg8 42. Kb5 Ke7 Het eind van dit solitair wordt door Mr.Endon bewonderenswaardig gespeeld 43. Ka5 Dd8 Verder spelen zou beuzelachtig en irritant zijn; met gekkenmat in de ziel geeft Murphy op. 0-1
Na Mr.Endon's 43e zet staarde Murphy lange tijd naar het bord voor hij zijn koning op zijn zij legde, en nog eens lange tijd na deze daad van onderwerping. Maar langzamerhand werden zijn ogen bevangen door de prachtige zwaluwstaart die mr.Endon's armen en benen vormden, purper, scharlaken, zwart en geflonker, tot ze niets anders meer zagen, en dat weldra alleen nog als een lichtende vlek, Neary's geweldige uitbottende gonzende verwarring of achtergrond, gelukkig zonder enig beeld. Maar daar hij hiervan spoedig genoeg had, liet hij zijn hoofd op zijn armen midden tussen de schaakstukken vallen, die met een verschrikkelijk lawaai alle kanten uitvlogen. Mr. Endon's tooi bleef nog een tijdje voortduren als nabeeld, dat nauwelijks onderdeed voor het origineel. Toen vervaagde ook dit en Murphy begon niets te zien, die kleurloosheid welke men na de geboorte zo zelden geniet, daar ze de afwezigheid is (om een fijne onderscheiding te misbruiken) niet van percipere maar van percipi. Ook zijn andere zinnen waren in vrede, een onverwacht genoegen. Niet de starre vrede van hun eigen opschorting, maar de positieve vrede die komt wannneer de ietsen wijken voor, of misschien eenvoudig neerkomen op, het Niets, waarvan de grappenmaker van Abdera zei dat niets werkelijker is. De tijd stond niet stil, dat zou te veel zijn gevraagd, maar het wiel van ronden en pauzes wel, terwijl Murphy met het hoofd tussen de armeeen door alle poternen van zijn verschraalde ziel gretig het Al-ene opzoog, dat voor het gemak Niets wordt genoemd. Toen verdween ook dit, of misschien viel het eenvoudig uiteen in de vertrouwde maalstroom van stanken, ruwheden, cacofonieen en cacorama's, en Murphy zag dat Mr.Endon er niet meer was.
Prachtig proza! Al zal het menigeen een beetje zwaar op de maag liggen.
Mr.Endon had al een behoorlijke tijd in de gangen rondgelopen, draaide hier een lichtknop om en drukte daar op de knop van een verklikker, naar het scheen op goed geluk, maar in werkelijkheid volgens een amentaal systeem dat net zo nauwkeurig was als dat wat ten grondslag lag aan zijn schaakspel. Murphy vond hem in het zuidelijke dwarsschip, waar hij gracieus voor de gecapitonneerde cel van de hypomanische patient stond, bezig de verschillende manieren te combineren waarop de knop van de verklikker ingedrukt en het licht kon worden aan- en uitgedraaid. Beginnend met om te beginnen uitgedraaid licht had hij: licht aan, verklikkersknop in, licht uit; licht aan, licht uit, verklikkersknop in; verklikkersknop in, licht aan, licht uit. Vervolgend met om te beginnen aangedraaid licht had hij: licht uit, licht aan, verklikkersknop in; licht uit, verklikkersknop in, licht aan; verklikkersknop in, licht uit, licht aan; verklikkersknop in, licht uit en dacht er ernstig over het licht aan te draaien toen Murphy zijn hand tegenhield.
De hypomanische patient stuitte van de muren terug als een bromvlieg in een stopfles.
De volgende ochtend toonde Boms schakelbord hem dat de hypomanische patient met regelmatige tussenpozen van tien minuten was bezocht van 20 uur tot even na 4 uur, toen ongeveer een uur helemaal niet, toen zesmaal binnen een minuut, toen niet meer. Deze nog nooit eerder voorgekomen distributie van bezoeken had op Bom een blijvende uitwerking en verijdelde tot en met de dag van zijn dood al zijn pogingen er iets van te begrijpen. Hij kondigde aan dat Murphy gek was geworden en ging zelfs zover te zeggen dat dit hem niet verbaasde. Hierdoor werd wellicht enigszins de eer gered van zijn afdeling, maar hem zelf stelde het allerminst gerust. En de Magdalen Mental Mercyseat herinnert zich Murphy tot de dag van vandaag met medelijden, spot, minachting en een beetje angst als de ziekenverpleger die met vliegend vaandel gek is geworden. Dit is geen troost voor hem. Hij heeft er geen behoefte aan.
(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering III, februari 1985, fragment)
HET EERSTEMemo I - Koningsclub Bergen I 2˝-7˝
"De Pool zit beneden", zo sprak Bouwmeester bij zijn entrée.
Ik ben zo nerveus, dat ik als speeldatum invul 12 januari 1949 -mijn geboortedatum- en het is 1985. De eerste dag van mijn zevenendertigste levensjaar. Die Kuligowski ziet er niet uit om kadootjes te geven. Een Pool met een jet lag. De rijke man uit Bergen heeft hem laten overvliegen, zo uit de USA. Zoals gewoonlijk weiger ik enig voordeel te trekken uit het feit dat ik wit heb. De Pool speelt zich soepel en snel naar een gewonnen stelling: 1. d4 Pf6 2. Pf3 c5 3. e3 b6 4. Ld3 Lb7 5.
1. d4 d5 2. c4 c6 3. Pc3 e6 4. e3 Pd7 5. Ld3 Pgf6 6. Pf3 Le7 7. Een buitengewoon boeiende partij was Roemersma-Van Baarle:
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. d4 exd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pxc6 bxc6 6. e5 De7 7. De2 Pd5 8. c4 La6 9. Pd2 Jan Roele werd weggespeeld door grootmeester Serge Kudrin die in het land was voor het Hoogovens-toernooi.
1. e4 e5 2. Pf3 d6 3. d4 Pf6 4. Pc3 Pbd7 5. Lc4 Le7 6. Interessant was ook Bouwmeester-Bödicker
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 e6 4. Pc3 exd5 5. cxd5 d6 6. e4 g6 7. Lf4 Lg7 8. Da4+ Ld7 9. Db3 Dc7 10. Pf3 Hajo Jolles speelde remise tegen Job de Lange.
1. c4 f5 2. d4 Pf6 3. g3 e6 4. Lg2 Le7 5. Pf3 En dan Frans Hoepermans. Het vleesgeworden Noodlot! Ai, ai, ai, had hij tweeëneenhalf millennium eerder geleefd, dan had hij de sterretjes van de hemel kunnen spelen in de tragedies van Aeschylos en Euripides. Wie de goden liefhebben, die kastijden zij! Daar zát Van der Sterren, met het hoofd in de handen en een uur meer bedenktijd. En Frans, glunderend liep hij door de zaal, zíjn spelletje!, alles zoals híj het graag wilde, en reeds was daar te zien hoe hij met groot gemak remise tegen Van der Sterren ging maken. Frans raakte daarvan zelf zo opgewonden, hij zat niet meer achter zijn bord, ik zag hem af en toe langs het plafond fladderen en neerduiken om in het voorbijvliegen even een zetje te doen. O, o, en toen lukte het hem nog een blunder te maken en toen zat hij weer achter het bord en met het hoofd in de handen en toen was het te laat.
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. d4 exd4 4. Lc4 Pf6 5.
1. Pf3 g6 2. g3 Lg7 3. Lg2 e5 4. e4 Pe7 5. d4 exd4 6. Pxd4 Ad vertelde later dat beide spelers het er over eens waren dat na 17...cxd6 18.Lxe4 zwart aanmerkelijk beter staat vanwege de sterke positie van het paard op e5. Dat leek ons (Zwetsloot, Janse, Nijenhuis) een interessante opinie. Immers, wit heeft het loperpaar, en de basis van het paard, nl d6, lijkt zwak. Op algemene gronden gaven wij de voorkeur aan wit. Tijdens het kampioenschap van de SGA besloot ik Piet v.d. Weide nog eens te polsen over deze materie, en ik vroeg hem wat hij van de slotstelling vond. Toen vond het volgende, enigszins curieuze gesprek plaats. Vraag: "Wat vond je van die stelling?" Van der Weide: "Ik hoef die stelling zeker niet te verliezen..." Ik: "Nee, dat geloof ik, met het loperpaar, en...." Van der Weide: "Ik sta zeker niet minder". Ik: "Nee, met die pion op d6, die toch niet sterk kan zijn...." Van der Weide: "! Alleen een concrete analyse kan uitwijzen....." Ik: "Ja, dat begrijp ik, maar wat dacht je tijdens de partij..." Van der Weide: "Alleen een concrete analyse..." Niet mee te praten dacht ik en ging verder met mijn eigen partij. Een kwartier later beende hij opeens op me af: "Ach, weet je, het is net als met een examen vroeger, als zo'n partij voorbij is, dan valt er zo'n brok spanning van me af, dan kan het me eigenlijk helemaal niets meer schelen..." Dan de partij Hans Willem Capel-Joost Marcus. Joost. De Koningsclub had karakteristiek de opstelling ingeleverd met de namen voor de helft zonder voorletter. Toen ik het scorebord ging invullen, stopte ik naast zijn bord. "Wat is jouw voorletter?" "Weet je dat dan niet?", schrok hij op, dodelijk beledigd. "Er zijn meerdere Marcussen, voor zover ik weet". De eer gered, bond hij in: "Die andere is met een k."
1. e4 g6 2. d4 Lg7 3. f4 c5 4. d5 d6 5. Pf3 Pf6 6. c3 Ook Pieter Melford leverde een uitstekende prestatie door met zwart remise te spelen tegen meester Rob Hartoch.
1. g3 d5 2. Lg2 Pf6 3. d3 Hier merkte ik dat ik met een meester te doen had. Er dreunde namelijk iets door m'n kop: "HIJ wil dat ik e5 doe...; HIJ wil dat ik e5 doe...;etc." Ik wou eigenlijk ook wel e5, maar ja, dat zou meteen zo..., nou ja zo eevijf.. eevijfeverig zijn, dus:
3... c6 4. Pd2 g6 5. e4 dxe4 6. dxe4 Da5 Een wat vroege dameuitval, maar ik had geen keus: HIJ wou Pf3 doen, en dat kan nu niet. Hartoch speelt tegen Hartoch. Zal wel remise worden.
7. Pe2 beter is 7. c3
7... Lg7 8. MEMO I -Koningsclub I 2˝ - 7˝
Naar de omslagpagina (Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering III, februari 1985)
GEKAAKTAfgeleid van het 'Haring kaken'; speciale manier van inmaken, waarbij vis, na van de ingewanden te zijn ontdaan, geconserveerd wordt in zout.Vergelijk het Engelse 'cook' en 'bust'. De redactie is zeer verheugd dat het clubblad tegenwoordig niet gelezen, maar bestudeerd wordt. Dientengevolge kunnen wij een aparte foutenrubriek openen. Allereerst twee 'kaakjes' van Michel Kahn. DIAGRAM 1. Uit de partij Ten Have-Marioneaux. De redactie stelde hier voor 26.Lf2 te spelen met als mogelijk vervolg 26…Lb4 27.Pdb5 d4 28.Lxd4 Michel vraagt zich af wat wit na 26…Lb4 27.Pdb5 Dxf2 doet. Een pijnlijke vraag…. (Overigens ging de beloning toch al aan de keel van de redactie voorbij. Ten Have weigerde een beloning uit te keren. Zijn vrouw had de stelling verkeerd uitgetypt. De dame moet niet op d3, maar op e3 staan. Michel's reactie kwam te laat binnen om ten Have nog van de visafslag te redden.)
Naar de omslagpagina (Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering IV, April 1985) Column
Het is een wonderschone lentedag. Waarom tuur ik zo ingespannen over de weilanden?
Om in een afgelegen hoekje de teamgenoten van MEMO I te kunnen ontwaren.
Mijn hart is vervuld van trots: Deel te mogen uitmaken van deze glorieuze gladiatoren.
Zie ze daar eens zitten in de grazige weide, vredig geschaard rondom enkele schaakborden
met daarop zomaar een selectie van de stellingen die gedurende het alweer bijna ten einde zijnde seizoen aan de orde waren.
Allemaal even interessant! Op weergaloze wijze past het beeld van deze ingetogen
schakers bij het groene gras en het zwartwit van talrijke koeien, die zonder uitzondering in puike conditie verkeren.
Heel vertederend is ook de aanblik van hun stadse fietsen, losjes tegen het hek
gedrapeerd. Het is bijna paradijselijk daar en ik haast mij om in hun midden te mogen verkeren.
Edoch het betrekt plotseling een beetje. Weliswaar een wolkje dat weinig meer is dan de vuist van een volwassen man, maar toch.
Ik bedenk dat haastige spoed zelden goed is en pleeg een kort overleg.
Is het allemaal wel zo vredig? Het lijkt van wel, Ballon staat nu eens niet hoofdschuddend te kijken naar het geknoei en gebroddel.
Integendeel, hij lijkt voor iedereen een bemoedigend en opbeurend woord voorhanden
te hebben. Aad Roemersma hoeft zich nu eens niet te verdedigen tegen de opvatting
dat hij een zwakke variant heeft gespeeld, die --in weerwil van alle theoretische
principes en dan nog geheel per ongeluk-- in een remisestand is verzand.
Integendeel, er is veel lof voor zijn kordate aanpak en zijn leerzaam vertrouwen
in eigen kunnen.
MOORD!!Kent u "Loze Passie, Schaak en de Dans des Doods", door Alexander Cockburn?Donner noemde het boek in zijn voorwoord 'een zeer interessante confrontatie tussen het schaakspel en de psychoanalyse'. Ree noemde het een boek over de betekenis en plaats van het schaakspel. Anderen noemden het een absurde anti-schaak scheldpartij. Mis! Het is een detective, een heel bijzonder soort detective weliswaar, een psycho-detective. Het wetenschappelijk betoog blijkt slechts een wankel décor waarachter zich een wreed en gruwelijk familiedrama verbergt. Ik zal u één voor één de zetten voorspelen die uiteindelijk leiden tot de ontknoping en de dader.
Allereerst w.b. het wetenschappelijk betoog. De hoofdpersoon van het verhaal schrijft: Wat is nu precies de aard van de binding van de verteller met zijn onderwerp, het schaken? De wetenschappelijke belangstelling is te ongeloofwaardig, te amateuristisch. Van eigen onderzoek is trouwens geen sprake, de auteur beperkt zich wat dit betreft tot het overschrijven van werk van anderen. Deze binding kan dan enkel van persoonlijker aard zijn, verweven met de thematiek die Cockburn nu juist op de schakers projecteert op een dwangmatige manier, nl. die van vadermoord en castratieangst. Daarover roept hij op elke bladzijde. Er moet één of ander familiedrama zijn wat enerzijds met deze thematiek, anderszijds met schaken of schakers te maken heeft en dat deze specifieke belangstelling voor het schaken verklaart. Wij worden hieromtrent echter niets wijzer, het boek blijft -aan de oppervlakte- tot het eind wat het pretendeert te zijn: een verhandeling over schaken. Zo, totnutoe hebt u mij gevolgd en instemmend geknikt. U bent nu echter in staat om zelf het antwoord te geven op de vraag waar wij de sleutel tot oplossing van ons raadsel kunnen vinden. U krijgt drie minuten……. Hebt u het geraden?
Ongetwijfeld gaat het om diep verdrongen traumatische gebeurtenissen, die in het officiële verhaal niet geuit konden worden.
Wat is bij een schrijver het onderbewuste?
Dat is het notenapparaat, achterin het boek! Daar kan van alles weggestopt worden. Daar kan de schrijver privé-opmerkingen maken die ontsnappen aan de wetenschappelijke contrôle van het officiële verhaal.
Wat is daar te vinden?
Wij kunnen alleen nog vaststellen dat, wanneer wij met de verworven kennis het boek nogmaals doorlezen, wij hier en daar echo's vinden van dit tragische verhaal.
Citaten:
(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering V, Zomer 1985) In MEMORIAM JAN VAN 't HUL
Maandag 15 juli 1985 is ons gewaardeerd bestuurslid en erelid Jan van 't Hul na een ziekte van twee maanden overleden. Hij is 84 jaar geworden.
(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering V, Zomer 1985) In iedere schaakclub is het gehanteerde competitiesysteem voorwerp van discussie. Onderstaand een analyse van de competitie van Memo 1984-1985, en wat dit systeem doet met vooral de zwaksten.
De RaceHet gedreun zwol weer aan, en de lopende band zette zich opnieuw in beweging: maar nu veel vlugger. De ambtenaar Dorknoper, die het gebeuren oplettend vanaf zijn platform gade sloeg, zag de voortdravende heer Bommel achterwaarts weer naar zich toe komen -en hij wreef zich peinzend de kin. "Hier zit meer achter dan men zo oppervlakkig kan waarnemen", stelde hij vast. "Een diepgaand onderzoek is geboden." (uit Marten Toonder: 'De Grote Onthaler', pag. 27)
Het werd stil in de zaal. Alle competitieleiders hielden hun adem in. De professor zou nu het systeem met de basiswaarde van honderd punten bespreken, het systeem dat hen al maanden bezig hield.
We kunnen nu onze conclusies trekken. We zien dat in geval 1 Achilles een aanzienlijk grotere score krijgt dan de schildpad. Hij zal dus op de schildpad inlopen. In deze bovenste contreien gedraagt het systeem zich normaal. Dan kijken we naar het derde geval. We zien dat Achilles voor zijn winstpartij evenveel punten krijgt als de schildpad voor zijn remisepartij. Achilles bevindt zich hier dus in de positie van een man die een roltrap in de verkeerde richting op- of afloopt. Terwijl hij zich wel beweegt, verandert zijn absolute positie, of zoals hier zijn positie t.o.v de schildpad, niet. In oude tijden was het Sisyphus die in deze 74e positie speelde, altijd zijn partijen briljant winnend, maar gedoemd op de 74e plaats te blijven. Ik weet niet wie hier tegenwoordig speelt, ik heb gehoord dat het een buitengewoon dappere vrouw is. (Noot anno 2007: het ging hier om Annemiek Hamming)
Voor alle Achillessen die starten beneden plaats 74 geldt wat we in het vierde geval toegelicht zien. Achilles krijgt voor zijn winstpartij nog minder dan de schildpad voor zijn remisepartij. Hij raakt dus steeds verder achterop. Hij wordt als het ware steeds verder naar achteren gezogen. Deze Achillessen zijn in een zône geraakt waar de zuigende werking van de nul té krachtig is geworden. Dit doet denken aan het uit de astronomie bekende 'zwarte gat', dit is een object met zo grote massa dat alles wat in de buurt komt aangetrokken wordt, te pletter slaat, en waarvan vervolgens zelfs geen lichtstraal meer kan ontsnappen. Zo ook hier: alles beneden de 74 wordt genadeloos weggezogen. De professor legde zijn bril op de lessenaar, wreef zijn ogen uit, en begon daarna zijn papieren bij elkaar te zoeken. De zaal liep leeg.
Ook Ferry Cranendonk -competitieleider van Memo- begaf zich naar huis.
Het was een leerzame avond geweest.
Doch die nacht sliep hij niet rustig. Hij woelde en draaide en midden in de nacht
schrok hij opeens badend in het zweet wakker. Plotseling schoten hem de laatste woorden
van de professor te binnen: "Alles beneden de 74 wordt genadeloos weggezogen." Bleek weggetrokken staarde hij zo uren voor zich uit, maar toen het ochtendlicht gloorde, realiseerde hij zich dat genoemde schakers niet in de regionen onder de 74 plachten te verkeren, en dat hun verdwijnen reëler oorzaken had. Maar enigszins geschokt was hij wel, en in een hernieuwd besef van zijn verantwoordelijkheid als competitieleider, nam hij hij zich voor nooit meer zo'n wanverhouding te kiezen tussen spelersaantal en basiswaarde, en om voortaan de wijze raad van Aart van Bolhuis in acht te nemen.
terug |