(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering I)

HET EERSTE

MEMO I   -   Het Witte Paard (Zaandam)    4-6   22-9-1984

De eerste wedstrijd van dit seizoen maakte duidelijk waar het om gaat: Memo zal dit jaar een nog hardere strijd dan verleden jaar moeten leveren om uit de degradatiezone te blijven. Wonnen we verleden jaar nog met 6-4 van Het Witte Paard, ditmaal verloren we met dezelfde cijfers. Dat zal tegen het eind wel weer enig gebalanceer op de rand van de afgrond te zien geven. Wat verleden jaar kon, moet nu ook lukken. Onze spelers moeten zich nog een beetje warm draaien.
Verdwenen uit het eerste zijn Juan de Roda, die nu bij Desisco speelt, Erik Dekker, die in een lager tiental uitkomt, en Wim van Tuyl die dit jaar geen externe competitie speelt. Nieuw zijn Frans Hoepermans, Hans Willem Capel en Ad de Feijter, die vanaf de tweede wedstrijd meespeelt. Welkom!, en dat het ondanks de slechte start een goed seizoen moge worden.
Wie zich niet hoefde warm te draaien was Jan Roele. Daar heeft hij ook de tijd niet voor, want in februari vertrekt hij naar Zuid-Amerika om daar stuifmeelonderzoek te doen. Hij won in gave technische stijl van Kees Dekker.









 

 
PhilidorC41

Dekker K.
Roele J.

MemoI-HWP(Zaandam)
1984


1. e4 e5 2. Pf3 d6 3. d4 Pf6 4. Lc4 Pxe4 5. dxe5 c6 6. Pbd2 Pxd2 7. Lxd2 d5 8. Ld3 Le7 9. O-O Pd7 10. c3 Pc5 11. Lc2 Lg4 12. Te1 Dd7 13. Le3 Pe6 14. b4 Lh5 15. a4 O-O 16. Db1 Lg6 17. Pd4 Lxc2 18. Dxc2 Pxd4 19. Lxd4 a5! stopt de witte expansie op de damevleugel, de pionnen blijken later zwak te zijn. 20. Te3 f5 21. e6 Jan had er gedurende de partij geen idee van of deze pion sterk of zwak was. Het laatste blijkt het geval te zijn, daarom verdiende hier 21. exf6 overweging. Achteraf is het makkelijk praten. 21... De8 22. Tae1 axb4 23. cxb4 f4 24. Th3 Dg6 25. Db3 Tae8 26. Db1? na dameruil gaat een pion verloren 26... Dxb1 27. Txb1 Ld6 28. Tf3 Txe6 29. g3 Te4 30. Lc5 fxg3 31. Txf8+ Lxf8 32. hxg3 Lxc5 33. bxc5 Txa4 34. Txb7 Ta5 35. Kg2 Txc5 36. Kh3 d4 37. Kg4 Td5 38. Kf3 d3 39. Tb1 Kf7 40. Ke3 d2 41. Td1 Ke6 42. Ke4 h5 43. Kf4 Kf6 44. Ke4 Kg5 45. f3 g6 46. Ke3 Kf5 47. Kf2 g5 48. Ke3 c5 0-1 [Nijenhuis]

 
Het tweede winstpunt was voor Roemersma. Met wit speelde hij een Franse Tarrasch-variant tegen M.Landtman. Lange tijd werd hier geduldig heen en weer geschoven. Omstreeks de 30e zet leek het heel even of zwart het initiatief had en er een taktische rimpeling over de onbewogen binnenwateren voer. Zwart liet een zijn pionnenstelling verzwakkende loperruil toe en toen Aat ook de enige open lijn bleek te bezitten, was het opeens uit.
Roebers Deze stelling stond na de dertiende zet van wit op het bord in de partijen J.Roebers-R.Bödicker en H.W.Capel-S.Roebers. Dat was niet onopgemerkt voorbijgegaan. In grote getale dromden spelers en publiek van het ene bord naar het andere. Daar raakte J.Roebers knap opgewonden van. In overleg met zijn teamleider Dekker eiste hij dat de partij Capel-S.Roebers in een andere zaal voortgezet zou worden. Zijn argument hiervoor was dat men tijdens de partij niet in een theorieboek mag kijken en dus ook niet op een belendend bord. Op deze manier zou hij tegen zijn broer spelen. De wedstrijdleider vroeg mij of een dergelijk zaaltje eventueel beschikbaar was. Dat ging mij wel wat ver. In de eerste plaats is van plagiaat geen sprake, de stelling is nog steeds theorie. In de tweede plaats, zou van plagiaat sprake zijn, dan is voor- dan wel nadeel daarvan gelijkelijk over de teams verdeeld, omdat ook S.Roebers dezelfde zetten speelt als Rob. In de derde plaats, er is geen regel die dit zou verbieden. Wel is er het bekende precedent Göteborg 1955, waar Keres en Spassky het aanvalsplan van Geller navolgden tegen de gezamenlijke voorbereiding van de Argentijnen. Hierop opponeerde Dekker door te stellen dat dat een geheel andere zaak was, omdat de kleurverdeling daar anders lag, en de Russen a.h.w. bij een teamgenoot spiekten. (Göteborg was geen teamwedstrijd). Volgens díe logica zou men dus ook in een theorieboek mogen kijken mits het door een teamgenoot geschreven is. Zo speelde de teamleider dus ook nog een klein partijtje. De zaak werd in der minne geschikt toen alle betrokken spelers bereid bleken te voldoen aan een verzoek (dus geen verbod) van de wedstrijdleider, om op hun eigen helft van de zaal te blijven.
Hoe ging het verder?
Vanuit de DIAGRAMstelling speelde Rob:










 

 

Roebers J.
Bödicker R.

MemoI-HWP(Zaandam)
1984


13... a6 14. Tb1 Pf5 15. g4 van dit zetje had Roebers zich veel voorgesteld, het wordt door Rob met een vrolijk stukoffer weerlegd 15... Txg4 16. Lh3 Pxe5!! 17. fxe5 Dxe5+ 18. Kf2 Tc4 19. Pe2 Pd6 20. Tg1 O-O-O 21. Ke1 La4? In de analyse achteraf bleek dat zwart na 21... Lb5 of 21... Pe4 ipv 21....La4? zeer goede winstkansen heeft. Nu wordt het snel remise 22. Tb4! Dat had Rob overzien. Iets te vlot. 22... Lb5 op 22... Lxc2 volgt 23. Txc4+ en op 22... Txc2 volgt 23. Lf4 23. Txc4+ Lxc4 24. De3 Dxh2 25. Tg2 Dh1+ 26. Tg1 Dh2 27. Tg2 "Oef, met de schrik vrijgekomen", zei Roebers 1/2-1/2 [Nijenhuis]

 
Hoe verging het Capel? "Volgens mij kent hij het niet", zei hij in de opening over zijn tegenstander, die lang nadacht, daarmee de indruk versterkend dat hij de steun van J.Roebers echt niet nodig had. Wel bracht hij hetzelfde pionoffer, en ditmaal was het correct. Alleen kon hij daarna niet het juiste plan vinden, en werd verrast door een kwaliteitsoffer dat zwart goede kansen gaf, waarna hij zich nog maar zwak verdedigde. Zijn tegenstander speelde vanuit het DIAGRAM:









 

 

Capel H.
Roebers S.

MemoI-HWP(Zaandam)
1984


13... Pf5 14. Tb1 Pa5 15. g4 Txg4 16. Lh3 Tg6 17. Pb5? Het begin van een verkeerde manoeuvre. M.i. moet wit slaan op f5 en daarna niet zozeer zoeken naar een aanvalsplan, maar het oog richten op een afwikkeling naar een eindspel, hij staat positioneel erg sterk 17... Dc6 18. Lxf5 exf5 19. Pd6+? Txd6! 20. exd6 O-O-O 21. Kf2 Dxd6 het gaat opeens heel snel mis 22. Ld2 Pc4 23. Dd4 Lc6 24. Thg1 Dh6 25. Tg2 Pxd2 26. Dxd2 d4 27. Da5 Dxf4+ 28. Kg1 Lxg2 29. De1 Tg8 30. Tb3 Lf3+ 31. Kf1 Ld5+ etc 0-1 [Nijenhuis]

 


Inmiddels was ergens onderin het gebouw een orkestje en buiten op straat een draaiorgel gaan spelen.
Pieter Melford deed daar niet aan mee, hij speelde geruisloos remise.
Hajo Jolles bracht in het Engels een interessant positioneel pionoffer waarmee hij zijn tegenstander een geďsoleerde tripelpion bezorgde plus een slechte loper. Vervolgens maakte hij zich methodisch gereed om die tripelpion te veroveren. Daarbij lette hij te weinig op de tegenkansen van zijn tegenstander. Die nam de d-lijn in beslag en er verscheen een steigerend paard op d3. Toen ook de slechte loper vanachter zijn tripelpion opdook, was het gebeurd.
Hoepermans Frans Hoepermans keek na 11 zetten tegen de DIAGRAMstelling aan in de partij De Saegher-Hoepermans. "Vandaag laat ik de pionnen het werk doen", sprak hij zelfverzekerd. Bij het Hollands hoort nu eenmaal een soms wat onorthodox aandoende opstelling. Op de 17e zet kon hij remise maken, maar in de partij kon De Saegher snel een beslissende aanval opbouwen met c3, Dc2 en h4-h5. Dat er bij Hoep iets goed mis ging blijkt uit het feit dat deze practicus bij uitstek door zijn vlag ging. Het volgende DIAGRAM is uit de partij P.Kroon-N.Hauwert.









 

 

Kroon P.
Hauwert N.

MemoI-HWP(Zaandam)
1984


Pieter had zijn nieuwe liefde, het Colle-systeem, wel wat erg rustig behandeld, al heeft deze dame van zichzelf al geen heftig karakter. Pieter heeft het erg druk, dus het is te begrijpen dat hij orde en rust om zich heen wil hebben. Zwart heeft e6-e5 voorbereid, maar ook daarna staat wit nog niet heel slecht. Opeens klinkt een hartstochtelijke kreet op de damevleugel:

20. e4 Pxd4 21. Txd4 Dxf4 22. Tb4 Dc7 23. Db3 b5 24. Lg3 Vermoedelijk heeft Pieter bij de vooruitberekening overzien dat na 24. cxb6 axb6 25. Lxb6 Pxb6 26. Txb6 zwart met 26... Ld4+ de toren ophaalt 24... Dd8 25. Dc2 a5 26. Tb3 a4 27. Td3 a3 28. Tb1 axb2 29. a3 en deze partij was uiteraard niet meer te houden 0-1 [Nijenhuis]

 
Na de tijdcontrole was de stand 5-3 voor het Witte Paard, dwz. we moesten beide partijen winnen om nog kans op gelijk spel te houden.
Daar was nog een kleine kans op.
Invaller Smorenberg was niet zachtzinnig omgesprongen met zijn Spaans porcelein in de partij A.Toby-D.Smorenberg. Hij ondernam een nogal wilde koningsaanval. Wit trok zich daarvan weinig aan en Smoor werd op de damevleugel moeiteloos opgerold. In tijdnood verblunderde wit een kwaliteit en toen werd het nog een partij. Zwart had gevaarlijke matdreigingen maar toch niet gevaarlijk genoeg. In de slotstelling had Smoor nog winstkansen maar toen was dat niet meer nodig vanwege de gebeurtenissen an bord 1. Remise dus.
Ballon
C.v.Dongen-G.J.Ballon Een onopmerkelijke opening, een weinigzeggend middenspel, een onduidelijk eindspel, voor Günther begint de partij om vijf uur, want dan is duidelijk dat hij moet winnen. Ijzer met handen breken, zijn tegenstander speelt eveneens op winst. Het lijkt te lukken omdat het móet lukken. Nee, het zit er toch echt niet in. De tegenstander doet nog een zet en biedt remise aan. DIAGRAM. "Je kunt nu eenmaal niet het onmogelijke willen" denkt Günther, en steekt zijn hand uit. Remise.
58...Kf3. Onpareerbaar mat.
Vergeet het Günther.
Kennelijk kan MEMO het onmogelijke.

MEMO I    -  Het Witte Paard (Zaandam)   4-6   22-9-1984

G.J.Ballon - C.v.Dongen ˝-˝
A.Roemersma - M.Landtman 1-0
J.Roele - K.Dekker 1-0
P.Kroon - N.Hauwert 0-1
R.Boedicker - J.Roebers ˝-˝
H.Jolles - D.J.Brink 0-1
F.Hoepermans - C.de Saegher 0-1
P.Melford - C.Janssen ˝-˝
D.Smorenberg - A.Toby ˝-˝
H.W.Capel - S.Roebers 0-1



Wim Nijenhuis


terug

Naar de omslagpagina

(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering II, december 1984)

HET EERSTE

Groningen I - MEMO I     7˝-2˝    15-12-1984

As. Smeulende sintels. Een laatste sliertje rook.
Verkoolde balken. Een verwoest landschap.
Ik zit hier om half zeven in de provinciale bibliotheek in Groningen.
Het team is uiteengeslagen. De helft is in vliegende haast teruggevlucht naar Amsterdam.
De rest bedrinkt zich.
Alleen Hans Willem Capel strijdt nu al een uur een hopeloze strijd.
Hij wil maar niet sterven. Wij houden een wake.
Kroon en Bödicker doden de tijd met vluggeren.
Maar straks gaan wij lekker eten! Om zo de rampen van deze dag enigszins van ons af te zetten.
Eventjes is er hoop dat Capel nog remise zal maken. Het zou een kleine wraakneming zijn voor het feit dat hij, toen de partij nog maar net begonnen was door een woedende kantinebeheerder werd aangeblaft vanwege de hond die hij wederrechtelijk bij zich zou hebben, en dat hij maar niet moest proberen de zaak te belazeren, want dan zou hij er zó uitgegooid worden. Het kostte mij al mijn overredingskracht om de man ervan te overtuigen dat Capel werkelijk geen hond bij zich had., Ik heb trouwens helemaal geen hond gezien.
Eindelijk moet ook hij buigen.
Even voor vier uur kwam de teamleider van Groningen naar mij toe en vertelde me dat op dat moment de uitslag op 6-4 voor ons geschat werd. Inderdaad zag alles er toen redelijk uit, alleen Roemersma stond slecht, De Feijter daarentegen gewonnen. Maar om vier uur is het tij gekeerd. Bödicker heeft een kwaliteit verblunderd, De Feijter is teruggeworpen, Roemersma verloren, Melford moeilijk. Om 16.10 geven Rob en Aad tegelijkertijd op. 16.25 Hajo dacht een matcombinatie op het bord te brengen, er zat een lek in, nu staat hij een stuk achter. Als rijpe appelen vallen de nullen.
Jan Roele staat een pion vóór. Hij lijkt lange tijd ons enige winstpunt te gaan leveren, maar dan smakt hij met zijn hoofd in de scherp uitstekende ijzeren punt van één van de lampen. Een protest bewerkstelligt slechts dat er plastic beschermkappen op de lampen komen, maar kan niet voorkomen dat Jan in tijdnood van de tegenstander de zaak wil forceren middels een kwaliteitsoffer. Hij komt er niet door en moet even later in remise berusten.
Hoepermans heeft een toren en drie pionnen tegen twee lichte stukken, zonder verliesgevaar. Hij wil graag remise aanbieden, maar speelt op lichte aandrang van de teamleider nog even door. Later komt hij in tijdnood en loopt ook dit avontuur verkeerd af. Ook Kroon had lange tijd een pion meer, maar ook hier kon deze de winst niet brengen.
Het enige lichtpunt in deze lange vermoeiende dag was de maaltijd die we met zijn zessen nuttigden alvorens de terugreis te ondernemen. (RB,PK,HWC,HJ,PM,WN)
Partijmateriaal heb ik niet. U zult genoegen moeten nemen met het menu: Uiensoep, entrecote met grillsaus, gebakken aardappeltjes, boontjes en salade, als dessert dame blanche en koffie met likeur toe.

Groningen I - MEMO I     7˝-2˝

J.B.Polee Jr - G.J.Ballon ˝-˝
B.Westra - A.Roemersma 1-0
H.T.G. In 't Veld - J.Roele ˝-˝
G.Prakken - P.Kroon ˝-˝
J.Houtman - R.Boedicker 1-0
D.A.Schweizer - H.Jolles 1-0
M.J.Riemens - P.Melford ˝-˝
H.Bruin - F.Hoepermans 1-0
B.Leyendekker - A.de Feijter ˝-˝
H.Alberts - H.W.Capel 1-0



Wim Nijenhuis


terug

(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering II, december 1984

Magdalen Mental Mercyseat

In de laatste paar nummers van MEMO kwam ik een aantal keren de term 'autistisch' tegen. In het vorige nummer beweerde Christophe tot mijn verbazing dat die term van mij zou zijn. Dat slaat nergens op. Van Tuyl heeft dat woord gebruikt i.v.m. een psychologische beschouwing over blunders in het laatste nummer van de jaargang 83/84. Omdat die term in de lucht hing heb ik hem even 'geleend' om de reactie van zwart in de Traxler aan te duiden. Er verschijnt een vernietigend paard op f7, en die aanval wordt niet afgeweerd, er wordt ook in het geheel niet op gereageerd. Zwart laat de dame rustig op d8 en de toren op h8 staan. Hij gaat alleen bij wit op f2 precies hetzelfde proberen te doen. Komisch vind ik dat. Toen ik dit aan Christophe vertelde schoot mij een episode uit één van de lievelingsboeken uit mijn jeugd tebinnen, nl. uit "Murphy" van Samuel Beckett. Tegen het eind van het boek is Murphy, zelf een allesbehalve ongestoorde persoonloijkheid, verpleger in een zenuwinrichting genaamd de Magdalen Mental Mercyseat. Tijdens zijn nachtelijke rondes speelt hij een dramatische schaakpartij met de autistische patiënt Mr. Endon. Deze Mr.Endon vertoont door zijn ziektebeeld een opvallend gemis aan de conflicten met de wereld om hem heen, waar Murphy zelf aan lijdt. Murphy herkent in hem een ideaal, en probeert via de schaakpartij met hem in contact te komen. Dit nu leidt tot een dramatische mislukking. Ik geef deze partij hier als curiositeit.









 

 
Endon's Affense of ZweispringerspottC00

Murphy
Mr.Endon


Mr.Endon speelde altijd met zwart. Als men hem de witte stukken voorzette, geraakte hij, zonder het geringste teken, in een lichte verdoving

1. e4 de oorzaak van alle volgende moeilijkheden van wit 1... Ph6 2. Ph3 Tg8 3. Tg1 Pc6 4. Pc3 Pe5 5. Pd5 slecht, al is er blijkbaar niets beters 5... Th8 6. Th1 Pc6 7. Pc3 Pg8 8. Pb1 Pb8 Een vernuftige en mooie opening, soms Aanloop genoemd 9. Pg1 e6 10. g3 beoordelingsfout 10... Pe7 11. Pe2 Pg6 12. g4 Le7 13. Pg3 d6 14. Le2 Dd7 15. d3 Kd8 Nooit gezien in Cafe de la Regence, zelden in Simpson's Divan 16. Dd2 De8 17. Kd1 Pd7 18. Pc3 de noodvlag 18... Tb8 19. Tb1 Pb6 20. Pa4 Ld7 21. b3 Tg8 22. Tg1 Kc8 voortreffelijk gespeeld 23. Lb2 Df8 24. Kc1 Le8 25. Lc3 Het is moeilijk zich een jammerlijker toestand voor te stellen dan die van de arme Wit op ditogenblik 25... Ph8 26. b4 Ld8 27. Dh6 De vindingrijkheid der vertwijfeling 27... Pa8 Zwart heeft nu een onweerstaanbaar spel 28. Df6 Pg6 29. Le5 Le7 30. Pc5 Wit verdient grote lof voor de hardnekkigheid waarmee hij vecht om een stuk te verliezen 30... Kd8 Op dit moment zet Mr.Endon, zelfs zonder "'j'adoube" te zeggen, zijn Koning en zijn Dametoren ondersteboven, een positie waarin ze voor de rest van de partij zullen blijven staan 31. Ph1 een wat late 'coup de repos' 31... Ld7 32. Kb2!! Th8 33. Kb3 Lc8 34. Ka4 De8+ Daar Mr.Endon geen "Schaak!" riep, noch op enigerlei andere manier ook maar enige aanwijzing gaf dat hij bewust de Koning aanviel van zijn tegenstander, of liever vis-ae-vis, behoefde Murphy, volgens regel 18, zich er niet om te bekommeren. Maar hiermee zou worden toegegeven dat de redding toevallig was. 35. Ka5 Pb6 36. Lf4 Pd7 37. Dc3 Ta8 38. Pa6 De zielenood die Wit verleidde tot dit valse offensief is met geen pen te beschrijven 38... Lf8 39. Kb5 Pe7 40. Ka5 Pb8 41. Dc6 Pg8 42. Kb5 Ke7 Het eind van dit solitair wordt door Mr.Endon bewonderenswaardig gespeeld 43. Ka5 Dd8 Verder spelen zou beuzelachtig en irritant zijn; met gekkenmat in de ziel geeft Murphy op. 0-1

 

Na Mr.Endon's 43e zet staarde Murphy lange tijd naar het bord voor hij zijn koning op zijn zij legde, en nog eens lange tijd na deze daad van onderwerping. Maar langzamerhand werden zijn ogen bevangen door de prachtige zwaluwstaart die mr.Endon's armen en benen vormden, purper, scharlaken, zwart en geflonker, tot ze niets anders meer zagen, en dat weldra alleen nog als een lichtende vlek, Neary's geweldige uitbottende gonzende verwarring of achtergrond, gelukkig zonder enig beeld. Maar daar hij hiervan spoedig genoeg had, liet hij zijn hoofd op zijn armen midden tussen de schaakstukken vallen, die met een verschrikkelijk lawaai alle kanten uitvlogen. Mr. Endon's tooi bleef nog een tijdje voortduren als nabeeld, dat nauwelijks onderdeed voor het origineel. Toen vervaagde ook dit en Murphy begon niets te zien, die kleurloosheid welke men na de geboorte zo zelden geniet, daar ze de afwezigheid is (om een fijne onderscheiding te misbruiken) niet van percipere maar van percipi. Ook zijn andere zinnen waren in vrede, een onverwacht genoegen. Niet de starre vrede van hun eigen opschorting, maar de positieve vrede die komt wannneer de ietsen wijken voor, of misschien eenvoudig neerkomen op, het Niets, waarvan de grappenmaker van Abdera zei dat niets werkelijker is. De tijd stond niet stil, dat zou te veel zijn gevraagd, maar het wiel van ronden en pauzes wel, terwijl Murphy met het hoofd tussen de armeeen door alle poternen van zijn verschraalde ziel gretig het Al-ene opzoog, dat voor het gemak Niets wordt genoemd. Toen verdween ook dit, of misschien viel het eenvoudig uiteen in de vertrouwde maalstroom van stanken, ruwheden, cacofonieen en cacorama's, en Murphy zag dat Mr.Endon er niet meer was.

Prachtig proza! Al zal het menigeen een beetje zwaar op de maag liggen.
Inmiddels is de lay-out klaar en blijkt dat de rest van deze pagina wit blijft. Dan ga ik nog maar even door.

Mr.Endon had al een behoorlijke tijd in de gangen rondgelopen, draaide hier een lichtknop om en drukte daar op de knop van een verklikker, naar het scheen op goed geluk, maar in werkelijkheid volgens een amentaal systeem dat net zo nauwkeurig was als dat wat ten grondslag lag aan zijn schaakspel. Murphy vond hem in het zuidelijke dwarsschip, waar hij gracieus voor de gecapitonneerde cel van de hypomanische patient stond, bezig de verschillende manieren te combineren waarop de knop van de verklikker ingedrukt en het licht kon worden aan- en uitgedraaid. Beginnend met om te beginnen uitgedraaid licht had hij: licht aan, verklikkersknop in, licht uit; licht aan, licht uit, verklikkersknop in; verklikkersknop in, licht aan, licht uit. Vervolgend met om te beginnen aangedraaid licht had hij: licht uit, licht aan, verklikkersknop in; licht uit, verklikkersknop in, licht aan; verklikkersknop in, licht uit, licht aan; verklikkersknop in, licht uit en dacht er ernstig over het licht aan te draaien toen Murphy zijn hand tegenhield. De hypomanische patient stuitte van de muren terug als een bromvlieg in een stopfles. De volgende ochtend toonde Boms schakelbord hem dat de hypomanische patient met regelmatige tussenpozen van tien minuten was bezocht van 20 uur tot even na 4 uur, toen ongeveer een uur helemaal niet, toen zesmaal binnen een minuut, toen niet meer. Deze nog nooit eerder voorgekomen distributie van bezoeken had op Bom een blijvende uitwerking en verijdelde tot en met de dag van zijn dood al zijn pogingen er iets van te begrijpen. Hij kondigde aan dat Murphy gek was geworden en ging zelfs zover te zeggen dat dit hem niet verbaasde. Hierdoor werd wellicht enigszins de eer gered van zijn afdeling, maar hem zelf stelde het allerminst gerust. En de Magdalen Mental Mercyseat herinnert zich Murphy tot de dag van vandaag met medelijden, spot, minachting en een beetje angst als de ziekenverpleger die met vliegend vaandel gek is geworden. Dit is geen troost voor hem. Hij heeft er geen behoefte aan.
(Samuel Beckett: Murphy, eerste uitgave Routledge Londen 1938, ned vertaling: De Bezige Bij 1967)


Wim Nijenhuis
terug


(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering III, februari 1985, fragment)

HET EERSTE

Memo I - Koningsclub Bergen I 2˝-7˝

"De Pool zit beneden", zo sprak Bouwmeester bij zijn entrée.
Inderdaad had Kuligowski zich om onduidelijke redenen onderaan de trap gevestigd en bleef daar ook zitten, terwijl de meeste van zijn teamgenoten al in de speelzaal waren. Een Pools gebruik? Of was het omdat hij doodmoe was en net uit het vliegtuig kwam?
Er hangt een sfeer van verre landen en lang vervlogen tijden om deze Koningsclub.
Een koning en feodale dienstbaarheid. Anderszijds suggereert de wijze waarop de spelers van de Koningsclub na verrichte dienst ter plekke en in het openbaar worden uitbetaald aan mij iets van een 19e-eeuwse entrepreneur met zijn arbeiders.
Ik kreeg de indruk dat ook de spelers van de Koningsclub zelf niet voortdurend de juiste toon weten te vinden.
Na de partij tegen Ballon gewonnen te hebben kreeg Ree zijn cheque in de hand gestopt. Ik vind het pijnlijk dat dat moet gebeuren waar iedereen bij staat. Temeer omdat dat naar mijn gevoel dient om iemand op zijn plaats te zetten. Nadat Ree zich had neergezet voor een na-analyse met Ballon schalde tot tweemaal toe een "Zeg Ree" door de zaal, wat vraagt om een "Wat is er van uw gading, meneer Pagel?" Ree was dan ook de enige die deze uitroepen niet leek te horen.










 

 

King's IndianA48

Kroon P.
Kuligowski

Memo-Koningsclub Bergen
1985


Ik ben zo nerveus, dat ik als speeldatum invul 12 januari 1949 -mijn geboortedatum- en het is 1985. De eerste dag van mijn zevenendertigste levensjaar. Die Kuligowski ziet er niet uit om kadootjes te geven. Een Pool met een jet lag. De rijke man uit Bergen heeft hem laten overvliegen, zo uit de USA. Zoals gewoonlijk weiger ik enig voordeel te trekken uit het feit dat ik wit heb. De Pool speelt zich soepel en snel naar een gewonnen stelling:

1. d4 Pf6 2. Pf3 c5 3. e3 b6 4. Ld3 Lb7 5. O-O g6 6. De2 Pc6 7. a3 Lg7 8. b3 O-O 9. Lb2 d6 10. Pbd2 Ph5 Hij stelt een eerste dreigingkje, een kleintje weliswaar, maar natuurlijk trap ik er meteen in. 11. Tab1 cxd4 Natuurlijk, hij wil met het paard naar f4, zoals bekend een dodelijk wonde plek in het witte kamp 12. Pxd4 Wat doe je nou, Kroon? De angst voor veld f4 brengt mij ertoe zoveel mogelijk stukken af te ruilen. Er blijft echter een geruineerde pionnenstelling over 12... Pxd4 13. Lxd4 Lxd4 14. exd4 Pf4 15. Dg4 Pxd3 16. cxd3 La6 17. De4 d5 18. De3 Dd6 19. Tfe1 e6 20. h4 Tac8 Gossiemijne, wat worden de iele witte dreigingkjes gemakkelijk gepareerd 21. h5 Tc3 22. hxg6 hxg6 23. Dh6 Tfc8 24. Pf3 Df8 25. Dh4 Lxd3 26. Tbd1 Lf5 27. Te3 Txe3 28. fxe3 f6 29. Tf1 De7 30. Dg3 Dc7 31. Dh4 g5 32. Dh6 Dg7 33. Dh2 Dh7 Hij blijft dameruil aanbieden en versterkt ondertussen zijn stelling.Natuurlijk ruil ik niet, maar de positie van mijn dame wordt er niet beter op 34. Dg3 Dc7 35. Df2 Dd6 36. Pe1 g4 37. b4 Kg7 38. g3 Tc3 39. Kh2 Txa3 40. Pg2 Dd8 De stand is niet goed voor mij, zelfs enige Memoianen beginnen te vinden dat ik onbehoorlijl lang doorspeel. Ik pak toch nog evendec-lijn 41. Tc1 Dd6 42. Ph4 Nu dreig ik Dxf5, stel je voor, dat hij het niet ziet! 42... Le4 Hij ziet het, natuurlijk. Wat een lekker plekkie voor de loper 43. b5 Tb3 DIAGRAM Zo, voor u een diagram. Mijn eerste impuls is De2, dekt een pion en valt er een aan. Maar hij mag toch niet nemen, dus dan kan ik een andere nuttige zet doen. 44. Pg2 Txb5?? Toch! De geldzucht benevelt zijn brein, denk ik. Hij wil zo snel mogelijk incasseren zeker, maar deze pion is hoogst giftig 45. De2 Uiterst pijnlijk voor hem. Misschien kan ik nog remise maken 45... Dd7 Verstandig, omdat de witte toren nu niet naar c8 kan 46. Dxg4+ Kf7 47. Dh5+ Ke7 Ik heb even geen schaakjes meer, maar veilig staat de zwarte koning daar niet 48. Dh8 Dd8 Hij blijft op winst spelen. Anders geef ik eeuwig schaak Dg7+, Dg8+ 49. Dg7+ Kd6 Toe maar. Wat goed van die Pagel om zoveel voor een gewonnen en zo weinig voor een gelijk spel uit te betalen. 50. Db7 Dreigt mat in een, maar Dxa7 is ook niet kwaad, omdat de dame dan via de a-lijn schaak kan geven. Bijvoorbeeld: ...Tb2? Da3+ met torenwinst 50. Dxa7 Tb2 51. Da3+ 50... Dh8+?? Hij is gek geworden! Wie laat zijn koning nu alleen staan in zo'n ijzige koude. Dd7 was beslist nodig, met goede remisekansen voor zwart. 51. Kg1 Tb1 52. Dc7# mat! O wat is het leven zoet! 1-0 [P.Kroon]

  Ballon bood overigens slechts geringe weerstand tegen Ree. Mijn speculatie is dat dat vanwege Euwe is. Ballon speelde een variant die Euwe Bogoljubows Half-Meraner noemt, en als slecht voor zwart beoordeelt, mede op grond van een partij Euwe-Winter, Nottingham 1936. Het is bekend dat Ree het spel uit de boeken van Euwe geleerd heeft en Ballon is een generatiegenoot van Ree. Ziedaar. Diep van binnen weet Günther dat hij zo niet moet spelen. Zijn betere ik kwam boven en hij wilde in het geheel niets van zijn stelling weten. Met of zonder hangende pionnen, het vervulde hem alles met grote walging.









 

 
QGDD46

Ree H.
Ballon G.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. d4 d5 2. c4 c6 3. Pc3 e6 4. e3 Pd7 5. Ld3 Pgf6 6. Pf3 Le7 7. O-O O-O 8. b3 b6 9. Lb2 Lb7 10. De2 c5 11. Tfd1 Dc7 12. Tac1 dxc4 13. Lxc4 Tac8 14. e4 cxd4 15. Pxd4 Db8 DIAGRAM 16. Pxe6 zwart geeft het op 1-0

 
Een buitengewoon boeiende partij was Roemersma-Van Baarle:









 

 
ScotchC45

Roemersma A.
Van Baarle J.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. d4 exd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pxc6 bxc6 6. e5 De7 7. De2 Pd5 8. c4 La6 9. Pd2 O-O-O 10. De4 Pb6 11. b3 De partij Timman-Karpov, Londen 1984 ging hier verder met 11. c5 Lxf1 12. cxb6 La6 13. bxa7 Kb7 14. Pb3 f6 15. f4 fxe5! 11... Te8 12. Lb2 f6 13. f4 fxe5 14. fxe5 Dg5 15. O-O-O c5 16. h4 Dh6 17. Th3 Lb7 18. De3 Dxe3 19. Txe3 g6 20. e6 Lh6 21. exd7+ Pxd7 22. Td3 Thf8 23. g4 Lf4 24. g5 Pe5 25. Lxe5 Txe5 26. Kb2 Le3 27. Lh3+ Kb8 28. Ka3 Ld4 niet beter is 28... Lf2 29. Lg4 Tf4 30. Pf3 DIAGRAM 30... Lxf3 30... Txg4 31. Pxe5 Lxe5 32. Td8+ Lc8 33. Te1! (Zwetsloot, Janse, Nijenhuis) 31. Lxf3 Txh4 32. b4 cxb4+ 33. Kxb4 c5+ 34. Ka5 Th2 35. Tb1+ Kc7 36. Tb7+ Kd6 37. a4 Te7 38. Txe7 Kxe7 39. Tb3 Kd6 40. Ld5 Th5 41. Tb7 Txg5 42. Txh7 Lc3+ 43. Kb5 a5 44. Th6 Tg1 45. Lf7 1/2-1/2 [redactie]

 
Jan Roele werd weggespeeld door grootmeester Serge Kudrin die in het land was voor het Hoogovens-toernooi.









 

 
PhilidorC41

Kudrin S.
Roele J.

Memo-Koningsclub Bergen
1885


1. e4 e5 2. Pf3 d6 3. d4 Pf6 4. Pc3 Pbd7 5. Lc4 Le7 6. O-O O-O 7. a4 c6 8. La2 Dc7 Volgens Jan had hij hier 8... a5 moeten doen, omdat hij nu ten gronde gaat aan de zwakte op a7 9. a5 b5 10. axb6 Pxb6 11. h3 a5 12. Te1 La6 13. Lb3 Pc4 14. Ta4 Pb6 15. Ta2 Pc4 16. Lg5 Tfe8 17. Dc1 Sterker is wellicht onmiddellijk 17. Da1 17... Pd7 18. Lxe7 Txe7 19. d5 c5 Met 19... Pdb6 kan zwart het spel open houden, maar sterker is dat vermoedelijk toch niet 20. La4 Pb8 21. Ph4 f6 22. Pf5 Tf7 23. Lb5 Lxb5 24. Pxb5 Dd7 25. Pc3 Tf8 26. b3 Pb6 27. Da1 a4 28. Pxa4 Pxd5 29. Dd1! zwart geeft het op 1-0 [Nijenhuis]

 
Interessant was ook Bouwmeester-Bödicker









 

 
BenoniA65

Bouwmeester H.
Boedicker R.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 e6 4. Pc3 exd5 5. cxd5 d6 6. e4 g6 7. Lf4 Lg7 8. Da4+ Ld7 9. Db3 Dc7 10. Pf3 O-O 11. Le2 Lg4 12. O-O a6 13. e5 dxe5 14. Lxe5 Dc8 15. h3 Lf5 16. a4 Pbd7 17. Lf4 Pe4 18. Pxe4 Lxe4 19. Pd2 Pf6 20. Pxe4 Pxe4 21. f3 Pf6 22. Lc4 Dd7 23. Le5 Pe8 24. f4 Pd6 25. Dc3 Pf5? Correct is 25... f6 waarna zwart zich wellicht kan handhaven, nu wordt hij gewurgd. N.B. Vanaf dit moment is de notatie van de zwarte torenzetten niet geheel zeker. Tijd ontbrak om nog bij Rob hiernaar teinformeren 26. d6 Tac8 26... Pd4 27. b4! 27. Dd3 Pd4 28. Tfe1 Tb8 29. b4 Lxe5 30. fxe5 Pe6 31. b5 a5 32. Tf1 Tbc8 33. Tf6 Tce8 34. Taf1 Kg7 35. Dc3 Pg5 36. e6 36. e6 fxe6 37. Tf7+ 1-0

 
Hajo Jolles speelde remise tegen Job de Lange.









 

 
Dutch DefenseA92

Jolles H.
De Lange J.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. c4 f5 2. d4 Pf6 3. g3 e6 4. Lg2 Le7 5. Pf3 O-O 6. d5?! Pe4 7. O-O d6 8. dxe6 Pc6 9. Pfd2 Pxd2 10. Dxd2 Lxe6 11. b3 Dd7 12. Pc3 Tae8 13. Lb2 Lf6 remise op voorstel van zwart 1/2-1/2

 







En dan Frans Hoepermans. Het vleesgeworden Noodlot! Ai, ai, ai, had hij tweeëneenhalf millennium eerder geleefd, dan had hij de sterretjes van de hemel kunnen spelen in de tragedies van Aeschylos en Euripides. Wie de goden liefhebben, die kastijden zij!
Daar zát Van der Sterren, met het hoofd in de handen en een uur meer bedenktijd. En Frans, glunderend liep hij door de zaal, zíjn spelletje!, alles zoals híj het graag wilde, en reeds was daar te zien hoe hij met groot gemak remise tegen Van der Sterren ging maken. Frans raakte daarvan zelf zo opgewonden, hij zat niet meer achter zijn bord, ik zag hem af en toe langs het plafond fladderen en neerduiken om in het voorbijvliegen even een zetje te doen. O, o, en toen lukte het hem nog een blunder te maken en toen zat hij weer achter het bord en met het hoofd in de handen en toen was het te laat.










 

 

Two Knights DefenseC56

Hoepermans F.
Van der Sterren P.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. d4 exd4 4. Lc4 Pf6 5. O-O Pxe4 6. Te1 d5 7. Lxd5 Dxd5 8. Pc3 Da5 9. Pxe4 Le6 10. Ld2 Dd5 11. Lg5 Lb4 Mijn beknopt theorieboek geeft hier alleen 11...Ld6 uit Zaitszew-Averbach 1964 12. c3 La5 13. Lf6 O-O 14. Pxd4 Pxd4 15. Lxd4 Lb6 16. Pc5?! Lxc5 17. Te5 Dd6 18. Txc5 b6 19. Tg5 f6 20. Tg3 c5 21. Le3 Dxd1+ 22. Txd1 Tfd8 23. Ta1 Lxa2 24. h4 Lb3 25. Ta3 Le6 26. b4 cxb4 27. cxb4 a5 28. Lxb6 axb4 29. Lxd8 bxa3 30. Lxf6 g6 31. h5 Lf5 32. hxg6 hxg6 33. Te3 a2 34. Te1 Kf7 35. La1 Tb8 36. f3 Tb1 37. Kf2 Lc2 DIAGRAM dreigt 38...Ld1. Geboden was nu 38.Ke2 met de bedoeling 39. Kd2 en 40.Tc1 en maakt gemakkelijk remise. De ongelukkige speelt echter: 38. Ld4?? Ld1 39. Ke3 Lxf3 40. Kd2 Lxg2 41. Tc1 Ke6 42. Lc3 Le4 Wit geeft het op 0-1 [Nijenhuis]

 








 

 
RetiA04

Van der Weide P.
De Feijter A.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. Pf3 g6 2. g3 Lg7 3. Lg2 e5 4. e4 Pe7 5. d4 exd4 6. Pxd4 O-O 7. Pc3 d6 8. Le3 Pbc6 9. O-O Pe5 10. h3 Kh8 11. De2 f5 12. Tad1 fxe4 13. Pxe4 Pf5 14. Pxf5 Lxf5 15. c4 De7 16. c5 Lxe4 17. cxd6 DIAGRAM Hier speelde zwart 17... Pf3+?? hetgeen na 17... cxd6 18. Lxe4 is uiteraard normaal 18. Dxf3 eenvoudig een stuk kost waarna zwart opgaf 1-0

 
Ad vertelde later dat beide spelers het er over eens waren dat na 17...cxd6 18.Lxe4 zwart aanmerkelijk beter staat vanwege de sterke positie van het paard op e5. Dat leek ons (Zwetsloot, Janse, Nijenhuis) een interessante opinie. Immers, wit heeft het loperpaar, en de basis van het paard, nl d6, lijkt zwak. Op algemene gronden gaven wij de voorkeur aan wit. Tijdens het kampioenschap van de SGA besloot ik Piet v.d. Weide nog eens te polsen over deze materie, en ik vroeg hem wat hij van de slotstelling vond. Toen vond het volgende, enigszins curieuze gesprek plaats.
Vraag: "Wat vond je van die stelling?"
Van der Weide: "Ik hoef die stelling zeker niet te verliezen..." Ik: "Nee, dat geloof ik, met het loperpaar, en...." Van der Weide: "Ik sta zeker niet minder". Ik: "Nee, met die pion op d6, die toch niet sterk kan zijn...." Van der Weide: "! Alleen een concrete analyse kan uitwijzen....." Ik: "Ja, dat begrijp ik, maar wat dacht je tijdens de partij..." Van der Weide: "Alleen een concrete analyse..." Niet mee te praten dacht ik en ging verder met mijn eigen partij. Een kwartier later beende hij opeens op me af: "Ach, weet je, het is net als met een examen vroeger, als zo'n partij voorbij is, dan valt er zo'n brok spanning van me af, dan kan het me eigenlijk helemaal niets meer schelen..."
Dan de partij Hans Willem Capel-Joost Marcus. Joost. De Koningsclub had karakteristiek de opstelling ingeleverd met de namen voor de helft zonder voorletter. Toen ik het scorebord ging invullen, stopte ik naast zijn bord. "Wat is jouw voorletter?" "Weet je dat dan niet?", schrok hij op, dodelijk beledigd. "Er zijn meerdere Marcussen, voor zover ik weet". De eer gered, bond hij in: "Die andere is met een k."









 

 
Robatsch DefenseB06

Capel H.
Marcus J.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. e4 g6 2. d4 Lg7 3. f4 c5 4. d5 d6 5. Pf3 Pf6 6. c3 O-O 7. Ld3 e6 8. dxe6 Lxe6 9. O-O d5 10. exd5 Dxd5 11. Lc2 Pc6 12. Le3 Dxd1 13. Txd1 b6 14. Pbd2 Pd5 15. Pf1 Tad8 16. Le4 Pa5 17. Ld3 Lh6 18. g3 Pxe3 19. Pxe3 Td6 20. Le2 Tfd8 21. b4 cxb4 22. cxb4 Pc6 23. a3 Lg7 24. Tac1 Pd4 25. Kf2 Pxe2 26. Kxe2 Lb2 27. Txd6 Txd6 28. Tb1 Lf6 29. Pe5 b5 30. Tc1 Ta6 31. Tc3 Kf8 32. Kf3 Ke8 33. Td3 Ld8 34. Tc3 Lb6 35. Pc6 Lc8 36. f5 Lb7 37. Kg4 Lxc6 38. Txc6 Txa3 39. Pd5 Ld8 40. fxg6 fxg6 41. Pc7+ Kd7 42. Pxb5 Kxc6 43. Pxa3 Le7 44. Pc2 Kd5 45. Kf4 Kc4 46. Pe3+ Kb5 47. Ke4 Lxb4 48. g4 Le7 49. Ke5 a5 50. Ke4 Lc5 51. Pc2 Kc4 52. h4 a4 53. h5 g5 54. Kf5 Kc3 55. Pa1 Kb2 56. Kxg5 Le3+ 0-1

 
Ook Pieter Melford leverde een uitstekende prestatie door met zwart remise te spelen tegen meester Rob Hartoch.









 

 
Benko's OpeningA00

Hartoch R.
Melford P.

Memo-Koningsclub Bergen
1985


1. g3 d5 2. Lg2 Pf6 3. d3 Hier merkte ik dat ik met een meester te doen had. Er dreunde namelijk iets door m'n kop: "HIJ wil dat ik e5 doe...; HIJ wil dat ik e5 doe...;etc." Ik wou eigenlijk ook wel e5, maar ja, dat zou meteen zo..., nou ja zo eevijf.. eevijfeverig zijn, dus: 3... c6 4. Pd2 g6 5. e4 dxe4 6. dxe4 Da5 Een wat vroege dameuitval, maar ik had geen keus: HIJ wou Pf3 doen, en dat kan nu niet. Hartoch speelt tegen Hartoch. Zal wel remise worden. 7. Pe2 beter is 7. c3 7... Lg7 8. O-O O-O 9. Pc4 Da6 10. Pe3 Pg4 11. c3 Le6 12. Te1 Pe5 13. Pf4 Lc8 Beide damelopers hebben nog geen goede plek 14. Lf1 Da5 15. Pc4 Pxc4 16. Lxc4 Pd7 17. Le2 Pe5 18. Pd3 DIAGRAM 18... Pxd3 Sta ik hier niet beter na 18... Td8 ? 19. Dc2 is niks vanwege( Natuurlijk: 18...Td8, dan 19. b4! Wat een rotzak, en na 19... Dc7 ( Als Hartoch tegen mij had gespeeld, had ik uiteraard 18...Td8 19.b4 19... Da6! gedaan. Kortom: 19.b4 kan niet en de enige redelijke zet is 19.Lf4 waarna zwart iets beter staat) dan 20. Lf4 zoiets; Gauw, niet meer naar kijken en op d3 pakken.) (19. Lf4) 19... Txd3 20. Lxd3 Pf3+ Wat dan? Waarom doet de meester dit? Het is een val! 19. Lxd3 Td8 20. De2 Lg4 21. f3 Le6 22. Le3 h5 23. Lc4 Lxc4 24. Dxc4 Dc7 25. Tad1 a6 26. Dc5 26. Db4 Txd1 27. Txd1 Td8 28. Txd8+ Dxd8 29. Dxb7 Dd1+ 30. Kg2 De2+ 31. Lf2 Lh6! 26... Txd1 27. Txd1 Td8 28. Td2 Txd2 29. Lxd2 Dd7 30. De3 c5 31. Kf2 c4 32. De2 b5 33. Le3 Dh3 34. Ke1 Dd7 35. Dd2 Dxd2+ 36. Kxd2 Kf8 HIJ ging een sjekkie rollen, rookte die achterovergeleund op en gaf met een handgebaar het onvermijdelijke aan. Hij had het al aangenomen. Remise 1/2-1/2 [Melford]

 
MEMO I   -Koningsclub I     2˝ - 7˝

G.J.Ballon 2222 - H.Ree 2477 0-1
A.Roemersma 2154 - J.v.Baarle 2297 ˝-˝
J.Roele 2072 - S.Kudrin 2485 0-1
P.Kroon 2138 - A.Kuligowski 2407 1-0
R.Boedicker 2069 - H.Bouwmeester 2431 0-1
H.Jolles 1995 - J.de Lange 2345 ˝-˝
P.Melford 1941 - R.Hartoch 2364 ˝-˝
F.Hoepermans 1971 - P.v.d.Sterren 2457 ˝-˝
A.de Feijter 1954 - P.v.d.Weide 2232 0-1
H.W.Capel 1918 - J.Marcus 2241 0-1



Wim Nijenhuis

terug

Naar de omslagpagina

(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering III, februari 1985)

GEKAAKT

Afgeleid van het 'Haring kaken'; speciale manier van inmaken, waarbij vis, na van de ingewanden te zijn ontdaan, geconserveerd wordt in zout.
Vergelijk het Engelse 'cook' en 'bust'.

De redactie is zeer verheugd dat het clubblad tegenwoordig niet gelezen, maar bestudeerd wordt. Dientengevolge kunnen wij een aparte foutenrubriek openen. Allereerst twee 'kaakjes' van Michel Kahn.

kaakje1DIAGRAM 1. Uit de partij Ten Have-Marioneaux. De redactie stelde hier voor 26.Lf2 te spelen met als mogelijk vervolg 26…Lb4 27.Pdb5 d4 28.Lxd4 Michel vraagt zich af wat wit na 26…Lb4 27.Pdb5 Dxf2 doet. Een pijnlijke vraag….

(Overigens ging de beloning toch al aan de keel van de redactie voorbij. Ten Have weigerde een beloning uit te keren. Zijn vrouw had de stelling verkeerd uitgetypt. De dame moet niet op d3, maar op e3 staan. Michel's reactie kwam te laat binnen om ten Have nog van de visafslag te redden.)


kaakje2DIAGRAM 2 Uit de partij Van der Veer-Laarhoven. Rene verloor na.50 Ld1 Lf3+ 51.Kg1 Dxf3 52.Kxf1 Tb1 53.Dc2 Txd1 54.Dxd1 Lxd1 52.Kg2 Michel schrijft: "Rene speelt 53.Txc6+ en wint". Hierbij wordt hij echter op zijn beurt door de redactie 'gekaakt'. Na 53…Kxc6 54.Dc2+ Kd6 55.Dc5+ Ke6 ontsnapt de zwarte koning aan de schaakjes.








Tenslotte een kaakje van Paul Janse
kaakje3DIAGRAM 3 Uit de partij Pam-Roemersma.
Aad geeft de variant:
47…Tg7 48.Txg7 Pxg7 49.d6? Pxf5, "en zwart wint".
Dat is inderdaad het geval na 50.Kxf5 f3 51.Kxf6
Paul wijst hier op 51.Kg6!! en remise!
Een hele mooie!







Wim Nijenhuis

terug

Naar de omslagpagina

(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering IV, April 1985)

Column

Het is een wonderschone lentedag. Waarom tuur ik zo ingespannen over de weilanden? Om in een afgelegen hoekje de teamgenoten van MEMO I te kunnen ontwaren. Mijn hart is vervuld van trots: Deel te mogen uitmaken van deze glorieuze gladiatoren. Zie ze daar eens zitten in de grazige weide, vredig geschaard rondom enkele schaakborden met daarop zomaar een selectie van de stellingen die gedurende het alweer bijna ten einde zijnde seizoen aan de orde waren. Allemaal even interessant! Op weergaloze wijze past het beeld van deze ingetogen schakers bij het groene gras en het zwartwit van talrijke koeien, die zonder uitzondering in puike conditie verkeren. Heel vertederend is ook de aanblik van hun stadse fietsen, losjes tegen het hek gedrapeerd. Het is bijna paradijselijk daar en ik haast mij om in hun midden te mogen verkeren. Edoch het betrekt plotseling een beetje. Weliswaar een wolkje dat weinig meer is dan de vuist van een volwassen man, maar toch. Ik bedenk dat haastige spoed zelden goed is en pleeg een kort overleg. Is het allemaal wel zo vredig? Het lijkt van wel, Ballon staat nu eens niet hoofdschuddend te kijken naar het geknoei en gebroddel. Integendeel, hij lijkt voor iedereen een bemoedigend en opbeurend woord voorhanden te hebben. Aad Roemersma hoeft zich nu eens niet te verdedigen tegen de opvatting dat hij een zwakke variant heeft gespeeld, die --in weerwil van alle theoretische principes en dan nog geheel per ongeluk-- in een remisestand is verzand. Integendeel, er is veel lof voor zijn kordate aanpak en zijn leerzaam vertrouwen in eigen kunnen.
       Maar die koeien, dringen die niet hinderlijk op? Ze vormen een kringetje rondom de nu nog argeloze schakers. Koeien kunnen heel agressief zijn. Dat weten die stadsjongens natuurlijk niet. Ik ben nog iets te ver weg, maar misschien zijn het wel jonge stieren. Dat kun je zien aan de horens, die zijn iets groter dan normaal namelijk. Jawel hoor, ik weet het nu wel zeker: het zijn stieren. En ze verkeren duidelijk in een opgewonden toestand. Een jongen van het land, zoals ik, ziet dat al gauw, temeer daar ik ben opgegroeid in de nabijheid van een station voor kunstmatige inseminatie.
       Het is Boëdicker die het eerst onraad ruikt. Met bezwerende gebaren maant hij zijn makkers tot de vlucht, zelf kordaat het voortouw nemend. Hij wordt alras voorbijgesprint door Ad de Feijter, met wapperende kuif en twee schaakborden onder zijn oksels. Dat zal de materiaalcommissaris deugd doen. Frans Hoepermans is blijven zitten om nog gauw een zetje te doen. Dit leidt de aandacht van de jonge stieren duchtig af. Even staan ze in dubio welke schaker pittig op de horens te nemen, dan spoeden zij zich toch weer in de richting van de vluchtende massa. Die is inmiddels door het hek geglipt. Een enkele achterblijver redt zich door pardoes in de sloot te springen. Het doet me allemachtig veel genoegen om te zien hoe deze knapen zich uit een ogenschijnlijk hopeloze positie weten te redden. Waarachtig, beste lezers, een kostelijk tafereel. En dan te bedenken, dat u eigenlijk --iedere keer als het eerste speelt-- in grote lijnen hetzelfde kunt aanschouwen.

Pieter Kroon

terug


(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering IV, April 1985)

MOORD!!

Kent u "Loze Passie, Schaak en de Dans des Doods", door Alexander Cockburn?
Donner noemde het boek in zijn voorwoord 'een zeer interessante confrontatie tussen het schaakspel en de psychoanalyse'. Ree noemde het een boek over de betekenis en plaats van het schaakspel. Anderen noemden het een absurde anti-schaak scheldpartij.
Mis!
Het is een detective, een heel bijzonder soort detective weliswaar, een psycho-detective. Het wetenschappelijk betoog blijkt slechts een wankel décor waarachter zich een wreed en gruwelijk familiedrama verbergt. Ik zal u één voor één de zetten voorspelen die uiteindelijk leiden tot de ontknoping en de dader.

Allereerst w.b. het wetenschappelijk betoog. De hoofdpersoon van het verhaal schrijft:

"Schaken bevat nog andere aspecten van belang. Onder de praktizerende topspelers is er een aantal dat perioden van geestesziekte, neurotische moeilijkheden, inzinkingen en dergelijke heeft ondervonden. Waarom heeft het schaakspel deze gevolgen gehad? Of, om de zaak om te draaien, waarom wenden mensen met een dergelijke aanleg zich tot het schaakspel?" (*1)

Vooral die laatste omdraaiing is erg mooi, dat suggereert namelijk dat hier iets van alle kanten belicht wordt. Toch moet ik erop wijzen dat deze passage meer verduistert dan verklaart. Het is een parodie van de verantwoording die een onderzoeker aflegt waarom hij zijn onderzoek doet. De passage is in hoge mate tautologisch. Immers: voor het woord 'schaken' kan hier vrijwel elke andere bezigheid of beroepsgroep worden ingevuld. Ook onder schrijvers, schilders, wetenschappers, managers en postbodes zijn er neurotici. De psycholoog Barendregt ontkent het bestaan van een verband tussen schaken en gekte. (*2) Denkt u nog maar eens goed na over de vragen die hier gesteld worden. Het zijn hele rare vragen, het zijn antwoorden. Er wordt een verband als vaststaand aangenomen, terwijl dat verband nu eigenlijk aangetoond zou moeten worden.
Hiermee is een euvel aangeduid waarmee dit boek in sterke mate behept is. Voorzover er zinnige dingen gezegd worden gaan deze over gekte en dwangmatigheid in het algemeen, en niet specifiek over schaken. Het merkwaardige is dat de hoofdpersoon in het verhaal zich dit in het geheel niet bewust lijkt. Over schaken wordt gesproken in termen van Freudiaanse theorieën. Oedipus-complex, vadermoord, castratieangst, dat zijn een paar van de meest gebruikte begrippen. Cockburn laat zich zo meeslepen door zijn verhaal dat hij de indruk wekt te denken dat Freud bij het opstellen van zijn theorieën enkel schakers in gedachten had. Zo schrijft hij:

"Aangezien ik minder liefde voor dit spel heb dan de meeste commentatoren, kan ik wagen te antwoorden dat het juist een groot voordeel is niet zo betrokken te zijn in het schaakspel, omdat dat betekent dat je gelukkig niet behept bent met al die psychologische structuren en drijfveren die juist in de eerste plaats de aanleiding vormen om je diepgaand met het spel bezig te houden."(*3)

Dit is een ronduit verbijsterende gedachtesprong. Let wel: omdát hij niet schaakt, is bij hem gelukkig geen sprake van onverwerkte conflicten rondom de vaderfiguur. Dat klinkt al heel wat minder wetenschappelijk. Misschien ga ik te snel als ik stel dat hieruit spreekt dat de hoofdpersoon de zaken wat door elkaar haalt en dat wat bij hem ontbreekt niet zozeer het schaken is, als wel de vaderfiguur. De schrijver vertelt dat hij met zijn verklaringen op enige vijandigheid is gestuit bij beledigde schakers die gepikeerd waren over beschuldigingen van vermeende homoseksualiteit en masturbatiefantasieën. Die kritiek hoeft hij naar eigen zeggen niet serieus te nemen, want deze is slechts 'uiting van het fundamentele ongenoegen dat karakteristiek is voor alle spelers'. Ook dat is heel mooi. Een psycholoog zou dat een klassiek voorbeeld van afweer kunnen noemen. Af en toe lijkt hij elk gevoel voor de realiteit te verliezen en wordt zijn toon ronduit hysterisch, zoals wanneer hij een opmerking van Spasski n.a.v. de chicanes van Fischer in 1972, nl. de volstrekt natuurlijke reactie dat hij hem 'graag een schop onder zijn kont zou hebben gegeven', wil interpreteren in termen van 'diep verdrongen sadistische neigingen' (*4)

Wat is nu precies de aard van de binding van de verteller met zijn onderwerp, het schaken? De wetenschappelijke belangstelling is te ongeloofwaardig, te amateuristisch. Van eigen onderzoek is trouwens geen sprake, de auteur beperkt zich wat dit betreft tot het overschrijven van werk van anderen. Deze binding kan dan enkel van persoonlijker aard zijn, verweven met de thematiek die Cockburn nu juist op de schakers projecteert op een dwangmatige manier, nl. die van vadermoord en castratieangst. Daarover roept hij op elke bladzijde. Er moet één of ander familiedrama zijn wat enerzijds met deze thematiek, anderszijds met schaken of schakers te maken heeft en dat deze specifieke belangstelling voor het schaken verklaart. Wij worden hieromtrent echter niets wijzer, het boek blijft -aan de oppervlakte- tot het eind wat het pretendeert te zijn: een verhandeling over schaken.

Zo, totnutoe hebt u mij gevolgd en instemmend geknikt. U bent nu echter in staat om zelf het antwoord te geven op de vraag waar wij de sleutel tot oplossing van ons raadsel kunnen vinden. U krijgt drie minuten…….

Hebt u het geraden? Ongetwijfeld gaat het om diep verdrongen traumatische gebeurtenissen, die in het officiële verhaal niet geuit konden worden. Wat is bij een schrijver het onderbewuste? Dat is het notenapparaat, achterin het boek! Daar kan van alles weggestopt worden. Daar kan de schrijver privé-opmerkingen maken die ontsnappen aan de wetenschappelijke contrôle van het officiële verhaal. Wat is daar te vinden?
Over familiedrama:

"In de ruimste betekenis van het woord verwijst 'Familiedrama' dikwijls naar onbewuste seksuele spanningen en naar conflicten die voortkomen uit het verlangen van de zoon/dochter naar de moeder/vader. In een enge betekenis is het een term voor de verschillende fantasieën waarmee het kind zijn eigen ouders afwijst. Het stelt zich voor dat het is voortgekomen uit andere ouders die verheven en nobel zijn". (*5)

Om het volgende voor de lezer te verduidelijken, in de tekst staat:

"Eén van de interessantste aspecten van Capablanca is dat hij, in tegenstelling tot bijna alle andere schaakmeesters, bijzonder happig was op vrouwen. Toen hij in 1914 van Tarrasch verloor, ging het gerucht dat hij nog net op tijd uit het bed van de maîtresse van de groothertog was gesprongen om de partij te kunnen spelen. Toen hij in 1927 van Aljechin verloor, wist men te vertellen dat hij tot laat in de nacht had gedanst. Fine merkt op dat het algemeen excuus voor zijn nederlagen -dat hij achter vrouwen aanzat- stilzwijgend door Capablanca werd beaamd". (6)

Achterin het boek vinden wij in een noot het volgende verhaal:

"Mijn moeder heeft een onschuldige ontmoeting met hem beschreven. In het begin van de jaren dertig voer zij met een lijnschip de Atlantische Oceaan over. De vreemdeling met wie zij in de salon enige tijd in gesprek was, stelde voor een spel te spelen en zij opperde om te gaan schaken. De vreemdeling won zonder slag of stoot, en toen bleek dat het Capablanca was. Mijn moeder stelde daarop voor om beurten het opwindende spel te spelen van de lucifers die op een fles gelegd moeten worden, totdat het stapeltje in elkaar stort. Zij won in korte tijd twee rondjes achter elkaar. Capablanca was in opperste vervoering en stelde een vierde ronde voor. Mijn moeder werd echter zeeziek, maar Capablanca ging, aldus het verhaal, een aantal dagen lang de eersteklasse-salon af om elke jongedame die hij tegenkwam te vragen of zij het spel met hem wilde spelen". (7)

Nu ben ik geen geschoolde Freudiaan, maar ik kan begrijpen dat hier voor iemand die dat wel is -en de schrijver lééft geheel in deze gedachtenwereld- een heel levensverhaal onthuld wordt. De ontmoeting lijkt minder onschuldig dan de schrijver voorgeeft. Eén ronde -schaken. Twee rondes -fles. Nu is het bekend dat Freudianen in de meest onschuldige voorwerpen geslachtsorganen herkennen en dat voor hen een fles niet is wat deze voor een ander is. Dat maakte misschien dat spelletje zo opwindend en was misschien de oorzaak dat Capablanca in staat van opperste vervoering kwam te verkeren. Hij stelt dan ook een vierde ronde voor, en ik ben zo vrij te vermoeden dat het hier ook een nieuw spelletje betrof. Dan volgt een klassiek geval van 'Fehlleistung', zeer tragisch, vooral voor de schrijver die, als zijn moeder niet zeeziek was geworden, niet Cockburn maar Capablanca geheten had. Een nobele naam.
Denkt u aan het spelletje met de fles en de Freudiaanse symboliek daarvan. Op die fles werden lucifers gelegd. Ik vermoed dat de Nederlandse vertaling van Cockburn luidt 'Hooibrand', maar voor de niet Engels-geschoolde lezer, 'cock' is ook slang voor 'lul', zodat de vertaling wellicht ook 'Lullebrand' zou moeten luiden. Een wereld vol trauma's gaat hier open, en ik meen er goed aan te doen deze zaken verder ter overpeinzing aan de lezer over te laten. Laten wij mild zijn.

Wij kunnen alleen nog vaststellen dat, wanneer wij met de verworven kennis het boek nogmaals doorlezen, wij hier en daar echo's vinden van dit tragische verhaal.
Zo leidt de schrijver het laatste hoofdstuk van zijn boek in met de woorden:

"Hoewel de uitgeputte lezer op dit punt het schip kan verlaten, moeten wij nog enige conclusies aan het voorafgaande toevoegen".

Kennelijk is het boek een schip, en wij herkennen hierin het schip waarop Capablanca zijn moeder probeerde te verleiden. Het schip waarop hij eventueel geconcipieerd had kunnen zijn. In de inleiding schrijft hij:

"Mijn lezers zullen wel nieuwsgierig zijn naar mijn eigen vorderingen in het schaakspel. Die zijn minimaal. Wonderkinderen zijn op jeugdige leeftijd in staat hun vader te verslaan, hetgeen gewoonlijk voor beide partijen traumatische gevolgen heeft. Mijn vader versloeg mij in deze eerste partijen."

Heel even zien wij hier de schim van Capablanca, want de schrijver lijkt te vergeten dat ook de meeste schaakgrootmeesters geen wonderkinderen waren. Capablanca was dat wel. En ook verzuimt hij te vermelden dat, moge het zo zijn dat de door hem geschetste situatie tot wederzijdse trauma's kan leiden, dat nog niet betekent dat in het omgekeerde geval iemand voor trauma's gevrijwaard zou zijn.

Citaten:
Uit: "Loze Passie" door Alexander Cockburn. Nederlandse vertaling, Wetenschappelijke Uitgeverij, 1975
(1) op.cit. pag 16
(2) "De zuiverste liefde is die van een man voor zijn paard", Max Pam 1975, pag 101
(3) op.cit. pag. 52
(4) op.cit. pag. 154
(5) op.cit. pag. 224
(6) op.cit. pag. 61
(7) op.cit. pag. 222

Wim Nijenhuis

terug


(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering V, Zomer 1985)

In MEMORIAM JAN VAN 't HUL

Maandag 15 juli 1985 is ons gewaardeerd bestuurslid en erelid Jan van 't Hul na een ziekte van twee maanden overleden. Hij is 84 jaar geworden.
Geboren in 1901, evenals Euwe, zoals hij altijd vol trots vertelde, was hij het oudste lid van onze club. Eigenlijk kun je je niet voorstellen dat hij nooit meer in ons midden zal zijn. Bijna altijd kwam hij als eerste en ging als laatste weg op de dinsdagavond. Zijn liefde voor de vereniging zat dan ook heel diep. Hij was een clubman in hart en nieren, en als zodanig volstrekt uniek.
Wat ondergetekende het meest is bijgebleven, is de manier waarop hij begin zeventiger jaren het Schaakhuis aan de Bilderdijkstraat heeft opgeknapt. Ik had het voorrecht hem te mogen helpen met behangen en stond versteld van zijn enorme werklust en energie. Toen hij als beloning een reis naar Parijs met zijn vrouw kreeg aangeboden, vond hij dat eigenlijk allemaal niet zo nodig, hij had toch zijn plicht gedaan.
Ik denk dat ik namens velen spreek als ik zeg dat we een onvervangbaar clublid en een goed mens hebben verloren.
Hij ruste in vrede.

      Rob Boedicker, 2e secretaris

terug


(Uit "MEMO", seizoen '84/'85 aflevering V, Zomer 1985)

In iedere schaakclub is het gehanteerde competitiesysteem voorwerp van discussie. Onderstaand een analyse van de competitie van Memo 1984-1985, en wat dit systeem doet met vooral de zwaksten.

De Race

Het gedreun zwol weer aan, en de lopende band zette zich opnieuw in beweging: maar nu veel vlugger. De ambtenaar Dorknoper, die het gebeuren oplettend vanaf zijn platform gade sloeg, zag de voortdravende heer Bommel achterwaarts weer naar zich toe komen -en hij wreef zich peinzend de kin. "Hier zit meer achter dan men zo oppervlakkig kan waarnemen", stelde hij vast. "Een diepgaand onderzoek is geboden." (uit Marten Toonder: 'De Grote Onthaler', pag. 27)

Het werd stil in de zaal. Alle competitieleiders hielden hun adem in. De professor zou nu het systeem met de basiswaarde van honderd punten bespreken, het systeem dat hen al maanden bezig hield.
"Wanneer men voor een groep van 100 schakers een basiswaarde voor nummer 1 van 100 punten kiest, dan leidt dit tot interessante consequenties die we zullen toelichten aan de hand van een eenvoudig rekenvoorbeeld", zo sprak de professor. "We organiseren een wedstrijd tussen Achilles en de schildpad. Achilles is een goede schaker die altijd wint. De schildpad speelt altijd remise, daarom krijgt hij een voorsprong. Er zijn wat willekeurig te kiezen randvoorwaarden, die echter met de essentie van het systeem niets te maken hebben.
Stel dat de schildpad een voorsprong van 15 plaatsen krijgt en dat beiden telkens ingedeeld worden tegen een speler die 12 plaatsen lager staat. Zoals u weet heeft nummer 1 een waarde van 100 en nummer 100 een waarde van 1. We bekijken nu vier verschillende startposities van Achilles en de schildpad.
Let u op!
1e geval
De schildpad start op plaats 9. Hij wordt ingedeeld tegen de 12 plaatsen lager staande nr. 21. Deze heeft een waarde van 80 punten. Hij speelt remise en krijgt dus een score van 1/2x80 - 40 punten. Achilles start 15 plaatsen lager, dus op 24, hij wordt ingedeeld tegen de 12 plaatsen lager staande nr. 36 die een waarde heeft van 65 punten. Hij wint en krijgt dus een score van 65 punten. We geven dit zo aan:

Plaats Tegen Waarde Result Score
Schildpad 9 21 80 ˝ +40
Achilles 24 36 65 1 +65
2e geval Nu laten we ze wat lager beginnen
S 49 61 40 ˝ +20
A 64 76 25 1 +25
3e geval Lager
S 59 71 30 ˝ +15
A 74 86 15 1 +15
4e geval Nog lager
S 69 81 20 ˝ +10
A 84 96 5 1 +5

We kunnen nu onze conclusies trekken. We zien dat in geval 1 Achilles een aanzienlijk grotere score krijgt dan de schildpad. Hij zal dus op de schildpad inlopen. In deze bovenste contreien gedraagt het systeem zich normaal.
We zien dat ook in geval twee Achilles een grotere score krijgt dan de schildpad. Hij zal op hem inlopen, maar we zien dat zijn overscore nog maar 1/5 is van die in geval 1. Het inlopen gaat hier dus veel langzamer. De Achilles van geval twee moet al vijf keer zoveel partijen winnen om gelijke tred te houden met de Achilles van geval 1. Maar op deze inlopen zal hij nooit, want het is al een oude vraag of hij de schildpad van geval twee zal inhalen. Wie hier speelt geraakt tot grote wijsheid, zo speelde vroeger de oude Zeno in deze zône, altijd goed scorend, maar nooit veel verderkomend. Op het laatst kon hij niet meer tegen de druk, verloor enkele partijen en belandde in zône vier.

Dan kijken we naar het derde geval. We zien dat Achilles voor zijn winstpartij evenveel punten krijgt als de schildpad voor zijn remisepartij. Achilles bevindt zich hier dus in de positie van een man die een roltrap in de verkeerde richting op- of afloopt. Terwijl hij zich wel beweegt, verandert zijn absolute positie, of zoals hier zijn positie t.o.v de schildpad, niet. In oude tijden was het Sisyphus die in deze 74e positie speelde, altijd zijn partijen briljant winnend, maar gedoemd op de 74e plaats te blijven. Ik weet niet wie hier tegenwoordig speelt, ik heb gehoord dat het een buitengewoon dappere vrouw is. (Noot anno 2007: het ging hier om Annemiek Hamming)

Voor alle Achillessen die starten beneden plaats 74 geldt wat we in het vierde geval toegelicht zien. Achilles krijgt voor zijn winstpartij nog minder dan de schildpad voor zijn remisepartij. Hij raakt dus steeds verder achterop. Hij wordt als het ware steeds verder naar achteren gezogen. Deze Achillessen zijn in een zône geraakt waar de zuigende werking van de nul té krachtig is geworden. Dit doet denken aan het uit de astronomie bekende 'zwarte gat', dit is een object met zo grote massa dat alles wat in de buurt komt aangetrokken wordt, te pletter slaat, en waarvan vervolgens zelfs geen lichtstraal meer kan ontsnappen. Zo ook hier: alles beneden de 74 wordt genadeloos weggezogen.
Dit was het voor vanavond, ik dank u."

De professor legde zijn bril op de lessenaar, wreef zijn ogen uit, en begon daarna zijn papieren bij elkaar te zoeken. De zaal liep leeg.

Ook Ferry Cranendonk -competitieleider van Memo- begaf zich naar huis. Het was een leerzame avond geweest. Doch die nacht sliep hij niet rustig. Hij woelde en draaide en midden in de nacht schrok hij opeens badend in het zweet wakker. Plotseling schoten hem de laatste woorden van de professor te binnen: "Alles beneden de 74 wordt genadeloos weggezogen."
Hij had de avond daarvoor de eindstand van de interne competitie van MEMO gereedgemaakt en opeens wist hij met angstwekkende zekerheid dat er op die lijst slechts 74 namen voorkwamen. Door zijn schuld waren er 26 schakers in een zwart gat weggezogen en Aart van Bolhuis had hem nog wel zó gewaarschuwd. Door wroeging gekweld zag hij gezichten van lang niet meer geziene schakers. Vlaming, Pellikaan, Pieter Schmidt en vele anderen. In wat voor akelig limbo verkeerden zij nu? Op zijn nachtkastje lag het boek 'Papillon', waarin een verblijf in het 'black-hole', de afgrijselijke dodencellen van de gevangenis van Santa Marta beschreven wordt. Elke vloed kwam het water naar binnen in de donkere cellen en hij zag Klaas Landsman worstelen met de ratten en Stuifbergen de duizendpoten van zich af slaan. Hij zag verloren schakers voortrollen in een grote bal, waaruit hier en daar armen en benen staken, langzaam ineenschrompelend tot een massa atomen. "De zuigende werking van de nul", dreunde het door zijn hoofd en hij zag eindeloze reeksen schoolrapporten met nullen.

Bleek weggetrokken staarde hij zo uren voor zich uit, maar toen het ochtendlicht gloorde, realiseerde hij zich dat genoemde schakers niet in de regionen onder de 74 plachten te verkeren, en dat hun verdwijnen reëler oorzaken had. Maar enigszins geschokt was hij wel, en in een hernieuwd besef van zijn verantwoordelijkheid als competitieleider, nam hij hij zich voor nooit meer zo'n wanverhouding te kiezen tussen spelersaantal en basiswaarde, en om voortaan de wijze raad van Aart van Bolhuis in acht te nemen.

Wim Nijenhuis

terug

terug