JURYRAPPORT TRAXLERTROFEE 2001
In het seizoen 2000/2001 is er op de schaakclub EUWE voor het eerst een
schoonheidsprijs ingesteld, genoemd naar de Tsjechische priester, wiens
gambiet zoveel spectaculaire partijen heeft opgeleverd.
In aanmerking kwamen "niet alleen fonkelende aanvalspartijen, maar ook
spectaculaire zetten, miraculeuze ontsnappingen en curieuze stellingen op
ieder spelnivo". Men kon partijen uit de interne en externe competitie
indienen als speler, maar ook als toeschouwer.
Uiteindelijk werden 14 partijen ingediend. De jury, bestaande uit Gert-Jan
van der Hoeven, Arne Moll, Wim Nijenhuis en Nirav Christophe, liet deze
partijen uitvoerig op zich inwerken en koos na ampel overleg en enerverende
discussies een drietal nominaties (de zogenaamde shortlist), waaruit
uiteindelijk een winnaar te voorschijn kwam.
Wanneer een jurylid bij een ingediende partij was betrokken, onthield hij
zich nauwelijks van commentaar. Er werd echter niet naar hem geluisterd.
Over de niet genomineerde partijen oordeelde de jury als volgt:
De partij Siebelhoff-Beugel (EUWE-Intern, laatste ronde) is een partij met
een grote amusementswaarde. Hoewel de partij het niet van de opening moet
hebben, - zwarts vierde zet is zoals een van de juryleden opmerkte
'nivootje herdersmat'- , neemt de partij een bizar verloop, waar de
stellingen allengs chaotischer en de ideeën steeds opmerkelijker worden. In
grote tijdnood vindt zwart feilloos de enige manier om te verliezen. Een
spectaculair einde van het seizoen.
De overwinnig van Visser op Zijad Becic (EUWE-Intern) is een voorbeeld van
een partij, die van zeer goede kwaliteit is, maar nauwelijks valt binnen de
criteria van deze schoonheidsprijs. Visser speelt een uitstekende,
instructieve partij, waarin een thematisch offer zijn tegenstander van
iedere tegenkans berooft. Om voluit van de spelvoering te kunnen genieten,
is het offer echter iets te stereotyp en het vervolg te voorspelbaar.
De strijd tussen Nijenhuis en Sternau (EUWE, intern) is aardig en spannend,
aangezien beide partijen voluit aanvallen, ieder op een vleugel. Bij deze
wedren is veel spectaculairs onder water gebleven en pas later in de
analyse gevonden. Dat, en het feit dat de tegenstand van zwart niet altijd
even taai is, laat deze partij uiteindelijk niet in aanmerking komen voor
een nominatie.
Voor een amusante chaos zorgde Van den Brekel in zijn externe partij (3e
team) tegen Tan.
Tan speelt creatief; Van den Brekel schwindelt uitmuntent en hangt goed in
de touwen. Het is een staaltje werkschaak, dat bewondering afdwingt. Hoewel
Brekel ons clublid is, waren we eigenlijk zeker zo onder de indruk van de
opzet en de ideeën van Tan.
De andere partij die Van den Brekel indiende, zijn overwinning in de
interne competitie tegen Zijad Becic, is een heel ander verhaal. Van den
Brekel start met een uitstekend pionoffer in een Siciliaanse partij. De
jury verdenkt Van den Brekel ervan dit soort diepzinnige pionoffers
à tempo uit te voeren. Vervolgens komt er een tweede pionoffer, dat zeer
speculatief is. Becic verdedigt zich echter goed en de offers lijken
weerlegd. Dan komt Van den Brekel nog met een aardige praktische schwindel,
die hem onverwacht zelfs nog de winst oplevert. Een onderhoudende,
stijlvolle prestatie.
De partij van Laura Boszhard tegen Heijnen in de externe competitie (2e
team) is een vreemde pot. Boszhard lijkt een pion te offeren, maar wat
volgt is slechts schwindelen en hopen op betere tijden. Dan volgt een
speculatief stukoffer, waarop de tegenstander plotseling blundert en
verliest. Deze partij is een van de voorbeelden, waar na veel vechten het
uiteindelijke resultaat wél, maar de partij op zich níet spectaculair is.
De overwinning van Janse op Wunnink voor het eerste team van EUWE is een
uitstekende partij van Janse tegen een goede tegenstander. Hij laat, Lasker
en Kortsjnoj indachtig, de tegenstander kansen om ze zelf ook te krijgen.
In een stelling waarin veel materiaal hangt, ontwikkelt hij gewoon een
stuk; een creatieve gedachte. De crisis en de spanning is dan relatief
snel voorbij.
Door zijn overwinning op Ten Hacken uit de interne competitie in te dienen,
tart Vuurboom onmiddellijk de criteria van deze schoonheidsprijs. In zijn
begeleidend commentaar geeft Vuurboom aan, dat de kwaliteit van deze partij
volgens hem ligt in de subtiele wijze waarop beide spelers vechten om een
klein voordeel. Het resultaat is voor een buitenstaander weinig
spectaculair en de spelvoering voor deze jury helaas té subtiel.
De partij tussen Nijenhuis en Kalma kent eigenlijk maar één spectaculair
facet: Nijenhuis blundert enige malen achter elkaar, om er vervolgens
steeds weer achter te komen, dat hij toch nog een zetje heeft en nog kansen
in de partij. Maar helaas, het stellingsoordeel verandert nergens. Kalma
blijft gewoon gewonnen staan, en wint ook.
Salomons tegen Zijad Becic (interne competitie) is een leuk clubpotje,
waarin Salomons adequaat reageert, wanneer Becic zichzelf om zeep helpt. De
partij kent te weinig opmerkelijke momenten om te kunnen dingen naar
nominatie.
De partij Sylbing tegen Janknecht (interne competitie) kent maar één
moment: 10.Pxe5. Het is met afstand de meest geniale zet van dit jaar.
Helaas was het commentator Moll, die achteraf de kwaliteit van de zet
ontdekte. Sylbing zelf deed de zet zonder het vervolg te zien en verloor
snel. Toch is het opmerkelijk dat Sylbing in de stijl van de oude meesters
intuïtief aanvoelde dat zijn Paard e5 de oplossing van het
stellingsprobleemwas . Eén goede zet zonder vervolg is helaas te weinig
voor een nominatie.
De jury nomineerde vervolgens drie partijen:
Hoving toont in zijn partij uit het zevende team tegen Wenink (van het
negende van Almere) duidelijk aan, dat het spectaculaire, het curieuze en
het opmerkelijke niet voorbehouden is aan hogere teams of duizelingwekkende
ELO's. Na een keurige voorbereiding (12..,Tdg8) start Hoving een aanval,
waarbij een briljant stukoffer een combinatie van 6 zetten diep inluidt. De
tegenstander is hierna zo murw, dat hij snel verliest. Dat is jammer, want
de partij had nog lang interessant kunnen blijven. Een indrukwekkende
prestatie van Hoving!
De overwinning van Van den Hoeven op van der Linde (eerste team extern) is
niet alleen een soepele aanvalsoverwinning op een sterke tegenstander. Het
is bovendien een partij uit één stuk, met een dubbel stukoffer en een zeer
verrassende pointe (21.Lh6:!). Het is allemaal heel mooi, hoewel de
tegenstand van zwart niet overal even taai lijkt te zijn.
De partij van Laura Boszhard in de externe competitie (tweede team) tegen
Galje werd door Rob Witt in EUWE-on-line al een "staaltje vechtschaak"
genoemd. Het is echter veel meer: het is de waanzin. Eerst voert Boszhard
een ongelooflijke combinatie uit, waarin ze een paard offert en daarna nog
een kwaliteit, om te vervolgen met stille zetten en het pakken van een paar
pionnetjes. Ze speelt gewoon door met een toren minder en heel langzaam
beseft de jury wat haar tegenstander ook beseft moet hebben: dat die toren
er nauwelijks toe doet en dat Boszhard nog steeds het initiatief heeft. Het
is een offer in de geest van Tal en Shirov: speculatief, spectaculair,
intuïtief, en waarschijnlijk na lange, lange analyses incorrect. De
tegenstander van Boszhard wikkelt in pure wanhoop af naar een verloren
eindspel, dat hij vervolgens pas geruisloos verliest wanneer Laura het
remise heeft laten lopen. Een spectakel in alle stadia!
En om die reden heeft de jury unaniem besloten de Traxlertrofee 2001 toe te
kennen aan Laura Boszhard!
|